De Haagbeuk, クマシデ, Carpinus betulaceae
Haagbeuk, berkenfamilie.
Een ideale soort voor Bonsai.
De Haagbeuk (Carpinus betulus), ook wel Jukbeuk, Steenbeuk, of Wielboom genoemd.
Algemene beschrijving.
Carpinus is een geslacht van betrekkelijk kleine bomen in de Berkenfamilie (Betulaceae). Sommige botanici geven er echter de voorkeur aan om het geslacht samen met het geslacht Corylus en het geslacht Ostrya (Japanse hopbeuk) in de afzonderlijke hazelaarfamilie (Corylaceae) onder te brengen. Zelden ook in de familie Carpinaceae.
Kleine, soms meer breed dan hoge struik, maar kan ook als boom/bonsai gekweekt worden. Met kleine bladeren die in de herfst mooi geelbruin verkleuren.
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de haagbeuk ligt in het koele gematigde klimaat van West Europa tot aan Midden Europa, Zuidoost Europa en West Azië.
In Nederland komt de Haagbeuk het meest voor in Zuid Limburg, delen van Gelderland en delen van Noord-Brabant (de Kempen). Ook het zuiden van West-Vlaanderen kent nog vele natuurlijke haagbeuken. De Carpinus wordt veel aangeplant als haag en parkboom. De haagbeuk heeft een lange levensduur. Het is een traag groeiende boom, die het liefste op een matig vruchtbare, leemhoudende grond groeit. De gewone haagbeuk kan tot 25 meter hoog worden en breed uitgroeien met een kroondoorsnee van 10 meter.
De haagbeuk kan uitstekend gesnoeid worden en is daardoor zeer geschikt als Bonsai.
Ook de gewone Beuk (Fagus sylvaticus) wordt als haag gebruikt, wat door de Nederlandse naamgeving zeer verwarrend is. Een Beukenhaag is iets anders dan een Haagbeukenhaag. De Haagbeuk kan veel beter tegen wisselende waterstanden dan de Beuk. Op de klei is daarom de Haagbeuk al gauw een betere keuze. Waar een gesnoeide Beuk ‘s winters de dode, bruine bladeren laat hangen, is de haagbeuk min of meer kaal. De haagbeuk loopt echter fraaier en weken eerder uit dan de beuk.
De schoonheid van haagbeuk is de gladde, gegroefde bast, de regelmatige nervatuur in het blad, de prachtige herfstverkleuring van het blad in de herfst en de overvloedige bundels gevleugelde vruchten in het najaar.
Stam: De schors is over het algemeen glad, maar soms met iets uitstekende lijsten. De stammen van oudere bomen hebben vaak een gegolfd oppervlak.
De Haagbeuk is bladverliezend en behoort tot de kleine familie van de katjesdragers (Corylaceae).
De haagbeuk houdt van een kalkrijke, vochtige en voedselrijke bodem met een pH waarde van 6,5 of hoger.
Bloeiperiode: April/ mei.
Wortels: Een vlak wortelstelsel zonder penwortel. Bij solitair staande bomen zie je vaak bloot liggende wortels.
De wonden van afgezaagde/gesnoeide takken kunnen wonderbaarlijk mooi genezen.
Takken: De grijsachtige takken zijn kaal met een fijne vertakking, met spitse knoppen.
Bladeren: De elliptische bladeren zijn veernervig en hebben een dubbel gezaagde rand en toegespitste top. Onderkant is rond met een iets scheve of hartvormige voet. Ze worden 5 tot 8 cm groot, en zijn iets geplooid, aan de onderkant behaard op de nerven. Er zijn 10 tot 14 paar zijnerven.
Bloemen: De haagbeuk is eenhuizig d.w.z. de mannelijke en de vrouwelijke bloemen komen op één plant voor.
De tot 5 cm lange, langwerpige katjes zijn in omtrek rond en groenachtig van kleur. Ze verschijnen tegelijk met de bladeren. Ze groeien in de bladoksels aan takken van het vorige jaar, de mannelijke katjes in het midden van een tak en de vrouwelijke bovenaan.
Vruchten: De vruchten hangen met vele bijeen in trossen. De nootjes worden 1 tot 1½ cm groot en driehoekig.
Gebruik en wetenswaardigheden:
Het zware hout heeft een fijne nerf, hard, taai en splijtvast, die vooral als imitatie ebben voor de pianobouw wordt gebruikt. Het werd vroeger gebruikt voor het maken van tandraderen, spaken, gereedschap e.d., en nu nog voor hakblokken voor slagers en houten hamers.
Als hakhout diende de boom vroeger voor de productie van brandhout.
Haagbeuk is zeer geschikt voor het maken van hagen en bogen, hij is gemakkelijk te snoeien, wordt zeer dicht en behoud ‘s winters een deel van zijn dode bladeren, dat een schitterend effect geeft in de sneeuw.
Haagbeuk, (Carpinus betulus) en Beuk, (Fagus sylvatica) en Carpinus japonica (Japanse witte beuk)
Specifieke verzorging als Bonsai.
Standplaats: een lichte plek, maar net niet in de volle zon.(gevoelig voor sterke zon op zijn bast) Geef bescherming in de winter tegen sterke oostenwind en vorst bij meer dan -5 a -6 graden.
Watergift: de grond licht vochtig houden in de winter.
In de zomer bij warm weer 2 x per dag water geven.
Bemesting: in het voorjaar als de eerste groei op gang komt om de twee weken tot mei een vloeibare mest, daarna tot het najaar een vaste mest, eind september 1 of 2 x met een stikstofarme mest.
Verpotten: het beste om de drie jaar in het begin van de lente. Oudere bomen om de 10 jaar Hebben de wortels nog ruimte dan liever een jaar wachten met verpotten. Het beste is bij verpotten niet meer dan een derde van de wortelkluit te verwijderen.
Basis grondmengsel; voor loofbomen, een gewone goed doorlatende grond van Akadama is prima.
Snoei: als de nieuwe groei afgehard is flink terugsnoeien (2 a3 blaadjes) om de boom te dwingen nieuwe knoppen dichterbij de stam te maken. Dit zorgt voor een betere vertakking.
In de top sterker snoeien dan onderin omdat de onderste knoppen moeilijker uitlopen (het is een zogenaamde topgroeier).
Een Haagbeuk loopt vrij snel uit na de snoei, daardoor kan er meerdere keren per jaar gesnoeid worden en al snel een fijne vertakking worden bereikt. Vanaf half/eind augustus kun je het beste de nieuwe scheuten ‘nijpen’ zodat de groei stopt en de scheut nog voldoende kan afrijpen.
Met gerichte snoei kun je zonder bedrading de stijl bereiken die je wenst, mits je regelmatig en tijdig snoeit.
Dikke takken zeker niet van november tot mei snoeien (zie het artikel ABC-bomen). Snoeien nadat hij volledig is uitgelopen en de groei verder goed op gang komt. De wonden herstellen sneller als de boom in volle groei is. Afdekken met wondpasta is gewenst.
Bladsnoei: toepassen kan heel goed werken voor een fijnere vertakking en voor het verkrijgen van kleiner blad, maar let op; bij de ‘gewone’ Beuk geldt dit niet! Deze loopt slechts 1x per jaar uit!
Doe dit alleen als je zeker weet dat je boom gezond is en voor de langste dag.
Ook bij een goede bemesting in de zomer kunnen er lange zomerscheuten ontstaan met lange internodiën. Deze direct verwijderen.
Verschijnen er grote bladeren deze tot 1/3 terugsnoeien, dit in verband met een te groot bladerdak waardoor er binnenin de boom geen licht meer komt, wat weer tot gevolg heeft dat er zich geen nieuwe scheuten kunnen ontwikkelen.
Pincenteren: in het voorjaar wanneer de koppen beginnen te schuiven, wees attent op dit moment!
Op het moment dat het nog opgevouwen blad zichtbaar is de top met een pincet uit de scheut halen, hiermee rem je de groei van de scheuten. Hierna maakt de boom direct nieuwe scheuten, dus een snellere vertakking.
Belangrijk is in deze periode zuinig om te gaan met water geven (bij veel water te snel groeien dus te lange scheuten) hij zal u hiervoor belonen met kleiner blad.
Zuinig water geven wil niet zeggen droog houden. De Haagbeuk en Beuk kunnen hier absoluut niet tegen.
Bijzonderheden:
- Een goede en regelmatige bemesting is nodig en zelfs noodzakelijk.
- Jonge uitlopers zijn gevoelig voor de hete middagzon.
- Jonge scheuten/takjes zijn goed te bedraden en te buigen.
- Bij dikkere, oudere takken is het beter met een spandraad te werken.
- Bedraden kan het hele jaar door.
Andere soorten;
Carpinus turczaninovii of Koreaanse haagbeuk.
Deze is wel de meest geschikte als bonsai met zijn kleine blaadjes.
Deze niet alledaagse boom uit Oost Azië komt uit Japan, China en Korea. Over het algemeen een vrij dure soort.
Ideaal zijn de zeer kleine blaadjes, de soort is gemakkelijk in toom te houden. De boom is volledig winterhard, de groei is goed en hij maakt een mooie fijne vertakking.
Het is een sierlijk boompje dat met een minimum aan bedrading in vorm te brengen is. Niets dan voordelen.
Standplaats: volle zon of halfschaduw. Volledig winterhard in ons zeeklimaat.
Water en voeding: het hele groeiseizoen dagelijks water geven. In de winter vochtig houden.
Verpotten: om de twee jaar verpotten eind februari, begin maart tot hij een tiental jaren oud is. Daarna volgens noodzaak (wortels elke lente nazien).
Basisgrondmengsel voor loofbomen
Snoei: bij elke groeisprong (lente en soms nog eens in de zomer) terugsnoeien op twee a drie blaadjes. Sterkere snoei indien nodig en bij het verpotten vormsnoei toe passen.
Van de haagbeuken (Carpinus betulus) volgen hieronder de belangrijkste variëteiten: de zuilvormig groeiende haagbeuk (Carpinus betulus ‘Fastigiata’) en de bolvormig groeiende haagbeuk (Carpinus betulus ‘Columnaris’). De ‘Columnaris’ wordt tot circa negen meter hoog en zes meter breed.
De variëteit ‘Fastigiata‘ is een boom met een hoog doorgroeiende stam. De slank opgaande, dichte kroon wordt later steeds boller. De haagbeuk heeft een regelmatig gevormd blad, met een fijn gezaagde rand en een sprekende groene kleur en bij uitstek geschikt om er een haag mee te maken.
Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ is een kloon die ongeveer een 25 tot 30 jaar geleden in Nederland is geselecteerd uit de Carpinus betulus “Clumnaris”. Hij groeit met een smalle zuilvormige kroon met een diameter van 3 meter in 25 jaar en wordt niet hoger dan 10 meter. In zijn jonge jaren kunnen de jonge takken vrij sterk doorbuigen. Op latere leeftijd sluit de boom zich en vormt dan een zeer compacte kroon.
Carpinus japonica.
Prachtige boom, goed geschikt voor bonsai.
Klein blijvende, opgaande boom met ovale, dichte kruin tot 3 meter breed. Decoratieve grijsbruine bast die afschilfert. Ongevoelig voor ziektes of plagen.
Deze Japanse haagbeuk is zeer decoratief met zijn grote hopbellen!
Groeit in 10 jaar 6 meter De vruchtkleur is crème. Deze soort is zeer winterhard.
Blad wat langwerpiger, mooi donkergroen, scherp getand met duidelijke nerven, 5 tot 10 cm lang en 2 a 3 cm breed. Loopt mooi rood uit in het voorjaar. Herfstkleur, geel.
In de nazomer verschijnen aan de onderkant van de bladeren decoratieve roomwitte hopbellen die lang aan de boom blijven hangen, een echte blikvanger.
Carpinus orientalis.
Zeer geschikt voor bonsai.
Herkomst: Zuidoost Europa en zuidwest Azië.
Kan tegen droge hete plaatsen.
Vrij klein, meet zelden meer dan 10 meter na 10 jaar, 4 meter hoog en vaak struikachtig, klein blad, 3 tot 5 cm
Algemeen voor de variëteiten geldt:
Standplaats: zon of halfschaduw.
In schaal beschermen tegen strenge vorst en oostenwind.
Watergift: dagelijks water geven in de zomer, matig vochtig houden in de winter, laat de kluit nooit uitdrogen.
Bemesting: starten na het uitlopen van de bladeren om lange internodiën te voorkomen daarna tot laat in de zomer, dan overstappen naar een hoog kali gehalte voor het afharden (bv. Vivikali).
Verpotten: om de 2 jaar in de vroege lente, oudere bomen indien nodig.
Basis grondmengsel; voor loofbomen
Snoei: nieuwe scheuten voortdurend terugsnoeien op 1 a 2 blaadjes.
Vorming: ideale soort voor de knip en grow methode.
De Carpinus is waardplant voor de larven van
- Acleris cristana, kleine wintervlinder (Operophtera brumata),
- Pamphilius marginatus,
- Stigmella floslactella,
- Stigmella microtheriella en parenthesella.
- Coleophora ahenella,
- Coleophora anatipenella,
- Coleophora currucipennella,
- Coleophora fuscocuprella,
- Coleophora milvipennis,
- Coleophora orbitella,
- Coleophora serratella,
- Coleophora siccifolia en de
- Hazelaaruil (Colocasia coryli).
Foto’s met medewerking van de firma Esveld uit Boskoop.
Leen.