Niets doods aan dood hout.
Bonsai vereniging Zuid Nederland, Moergestel, 30 juli 2019
Interactieve bespreking door Rijn Becude, met ondersteuning door Bruno Wijman.
Verslaggeefster Anita van der Wal-Zuurbier ; Fotograaf Ger Janssen
Een Jin is een dode tak; Shari is dood hout op de stam. Beide vormen zijn artistieke toevoegingen aan bonsai met een functie. Dood hout geeft accent, het vertelt het verhaal en vergroot de suggestie van ouderdom van de boom.
Een levende tak wordt omgevormd tot Jin door het pellen van een tak. Dit gaat het makkelijkst wanneer de tak nog vers is. De houtkern is dan ook nog soepel en kan met draad in de vorm worden gezet naar keuze. Na het verwijderen van de bast zal het hout vanzelf indrogen en de vorm aannemen zoals geplaatst.
TIP: dennen kunnen hars afgeven. Met het creëren van de Jin kan daarom beter worden gewacht met pellen tot de sapstroom (vrijwel) stil staat (wintermaanden).
Een Jin top mag nooit op gelijke hoogte komen met de bovenkant van het loof. Zorg dat de Jin lager of hoger uitkomt en pas de plaatsing van het dode hout binnen het gehele ontwerp.
Shari kan worden bewerkt om de houtstructuur beter tot zijn recht te laten komen. Rijn Becude is voorzichtig met dremels. Het gevaar van een dremel is dat de vezelstructuur van het hout wordt verstoord, waardoor een natuurlijke uitstraling verloren kan raken. Beter is het om het hout eerst goed te laten drogen en pas wanneer het hout het vezel-verloop zelf toont, ga dan met gutsen (of eventueel een dremel-schijfje) de structuur versterken.
Levensbanen kun je versterken door de combinatie met dood hout. Rijn toonde hoe je door het aanleggen van “eilandjes” over de lengte van de stam, je in meerdere jaren de boom traint om de levensbaan zodanig om te leggen, dat er uiteindelijk één lange Shari ontstaat, van onder tot boven, met een slingerende levensbaan erdoorheen. Deze techniek kan toegepast worden op jeneverbes en taxis. Pinus leent zich hier niet voor. TIP: laat de Shari eindigen net boven de grond. Hierdoor zal geen rot optreden aan de basis, waardoor de voet goed breed blijft.
Een andere manier om slingerende levensbanen te krijgen is door de opkweek van meerdere stammen door elkaar heen. Deze kweekmethode wordt in Japan wel toegepast. Dunne jeneverbessen groeien aan elkaar vast en als ze in een vroeg stadium flink kronkelig aan elkaar verbonden zijn, dan kan op een goed moment één van de stammetjes gepeld worden, met als resultaat een indrukwekkend en ingewikkeld patroon van levend en dood hout door elkaar heen.
Dood hout kan ook worden “geënt”. Dode takken van dezelfde boom (soort) kunnen worden aangelijmd of vastgespijkerd op de plek van keuze. Dit vergroot de creatieve mogelijkheden. De term “Tanuki“ wordt gebruikt voor grotere stukken dood hout, die toegevoegd kunnen worden. Wees daarbij wel voorzichtig bij het zoeken van de balans tussen “natuurlijk” en “kunstmatig”.
Naaldbomen zijn over het algemeen beter geschikt voor dood hout dan loofbomen, maar op deze regel zijn olijfbomen en Prunus mume bekende uitzonderingen.
Dood hout is vatbaar voor rot. Jin vloeistof (op basis van zwavel), houtrot stop (Alabastine) en houtlijm op waterbasis (Bison) (1:10 verdund) bieden bescherming.
Na de theorie demonstreerde Rijn de praktijk. Een jeneverbes, die al 20+ jaar vrij had kunnen groeien en waar al een dode tak in was gecreëerd, werd in hoofdlijnen gereed gemaakt voor toekomstige detaillering.
De thema-avond werd prima bezocht door leden van NBV verenigingen (Zuid Nederland, Brabant, Rijnmond, Apeldoorn, Midden Nederland) plus de (niet NBV) verenigingen uit Haaren en Eindhoven (de Kempen).
Nu al zin in de volgende thema avond op 28 oktober 2019 bij de Bonsai Vereniging Brabant. Ook over dood hout.