Juniperus
Latijnse naam: Juniperus. De naam in het Japans: ビャクシン属
Nederlandse naam, Jeneverbes
Juniperus is de botanische naam van een geslacht in de coniferen. In het Nederlands Jeneverbes. Het telt een vijftig à zestig soorten, die voornamelijk voorkomen in de gematigde streken van het noordelijk halfrond, maar waarvan een aantal soorten ook voorkomen in de bergen elders. Daarbij nog vele gekweekte varianten, gekweekt door bijvoorbeeld Boskoops kwekers. Jeneverbes is een groenblijvende boom of struik, die in het wild groeit op de vlakten van Europa en is aangeplant elders in de wereld.
Meestal zijn het gekweekte vormen. Er worden heel wat variëteiten gekweekt uit vier soorten:
- Gewone jeneverbes: Juniperus communis. Het gekneusde blad doet aan de geur van appels denken.
- Chinese jeneverbes: Juniperus chinensis. Deze bladeren ruiken naar katten, zuur en ranzig.
- Zevenboom: Juniperus sabina. Afgeleid van sabijnse (onzekere) vrouw, ruikt onaangenaam, is giftig, laag en bolvormig.
- Cederhoutboom: Juniperus virginiana. Uit de staat Virginia afkomstig; ruikt naar groene zeep en verf, van deze soort worden potloden en sigarenkistjes gemaakt.
Uit deze vier soorten komen talloze variëteiten voor, zoals:
- Juniperus rigida: stijf en scherp van naald; en in Japan veel gebruikt als Bonsai.
- Juniperus drupacea: vruchtdragend als pruimen.
- Juniperus squamata: geschubd van schors.
De naam Juniperus werd al door de Romeinen gebruikt. Jenever is afgeleid van Juniperus. De Nederlandse jeneverbes levert een bijzondere smaak en geur aan de Hollandse jenever.
Juniperus x media ‘Blaauw’ als bonsai
Ten opzichte van de bekende uit Japan afkomstige Juniperus chinensis verschilt deze variëteit vooral door zijn blauwachtige schubben en zijn jeugdnaalden. Deze variëteit heeft de neiging om verticaal groeiende takken te vormen en aangezien het hout vrij stug en breekbaar is, is het belangrijk voor beginnende bonsaiïsten te zoeken naar een vrij jong exemplaar om er de gewenste stijlvorm van te maken.
Deze soort verlangt enigszins zure grond.
Juniperus sabina (engels; savin of zevenboom)
Is een soort van de jeneverbes afkomstig uit de bergen van midden en zuid Europa, Europa, west en centraal Azië, van Spanje tot oost Siberië en groeit meestal op een hoogte tussen de 1000 en 3300 meter.
De Juniperus sabina is een groenblijvende struik zeer variabel van 1 tot 3 meter hoog en 3 tot 4 meter in omvang.
Hij heeft een lichtgroene bast, donkergroene kleine bladeren, kleine gele bloemen gevolgd door groene bessen die drie zaden hebben en die paars tot zwart verkleuren en rijp zijn in maart/april.
De takken groeien horizontaal. Het is een goede bodembedekker, maar langzame groeier. De geur van de boom lijkt op terpentijn. Groeit in de bergen op steenachtige bodem. Iedere plant is óf mannelijk óf vrouwelijk, dus beiden moeten aangeplant worden willen ze vrucht gaan dragen. De plant is niet zelf bevruchtend en wordt bestoven door de wind. Hij heeft graag goed gedraineerde zand-, leem- of kleigrond. Groeit niet in de schaduw maar heeft volle zon nodig. Tolerant wat droogte betreft en kan tegen zeelucht.
De bladeren kennen twee vormen; juveniele naaldachtige bladeren 5 tot 10 mm lang en de schaalbladeren, volwassen 1 tot 2 mm lang op slanke scheuten 0,8 tot 1 mm dik. Hij is grotendeels tweehuizig met aparte mannelijke en vrouwelijke planten, maar sommige individuele planten produceren beide geslachten.
De vruchten zijn besachtig, 5 tot 9 mm in diameter, blauwzwart van kleur met een wasachtige laag en bevatten 1 tot 3 (zelden 4 of 5) zaden ; ze worden volwassen in ongeveer 18 maanden.
Er zijn twee varianten, behandeld door sommige plantkundigen als verschillende soorten:
Juniperus sabina var. Sabina. Juveniel gebladerte zeldzaam in volwassen planten.
Juniperus sabina var. Davurica (Pallas) Farjon. Juveniel gebladerte frequent bij volwassen planten.
Juniperus sabina is een populaire sierheester in tuinen en parken, met tal van geselecteerde cultivars.
De hybriden tussen Juniperus chinensis en Juniperus sabina, bekend als Juniperus × pfitzeriana (Pfitzer jeneverbes, synoniem J. × media), is te vinden in het wild waar de twee soorten elkaar ontmoeten in het noordwesten van China en is ook zeer vaak als een gecultiveerde sierplant te vinden. Het is een grotere struik en groeit 3 tot 6 m hoog.
Alle delen van de plant zijn giftig als gevolg van verschillende toxische verbindingen zoals etherische oliën.
Deze plant is de primaire (telial) gastheer van de perenroest, een schimmel, Gymnosporangium fuscum.
Verspreidingsgebied van de Juniperus
De Jeneverbessen zijn verspreid over het noordelijk halfrond. Noordelijk tot aan de poolstreken. Zuidelijk tot de woestijnen. En dwars door Amerika waar ze van kust tot kust groeien. Jeneverbes komt in Nederland voornamelijk voor op arme zandverstuivingen op de Veluwe en Drenthe, op heidelandschappen, maar ook in Limburg. En overal in Europa tot het zuiden van Spanje, Sicilië, Griekenland en het Atlasgebergte in Noord-Afrika. Men vindt hem ook in het zuiden van Groenland, IJsland en in Noord-Amerika. In de Alpen groeit hij tot een hoogte van 1600 m. Hij heeft voor zijn groei open landschappen nodig met een grondslag van zand, rots en puin, maar ook in lichte dennen- en eikenbossen.
Het slanke silhouet komt dan het beste tot ontwikkeling en ook de bessen komen dan goed tot rijping.
De variatie Chinensis als geheel is inheems in China, in een 20 tal provincies, waaronder S Gansu, Guangdong, N Guangxi, Guizhou, W Hubei, Hunan, Jiangsu, Jiangxi, Nei Mongools, S Shaanxi, Shandong, Shanxi, Anhui, Hebei, Henan, Fujian, Yunnan en Zhejiang op hoogtes van 1400 tot 2300 meter.
In Japan, de Juniperus sargentii (ook wel Shimpaku genoemd) aan de kant van de Stille Oceaan, Honshu in de bergachtige gebieden, Shikoku, Kyushu en Ryukyu (Amami-Oshima, Tokunoshima en de Okinawa eilanden, over het algemeen in de buurt van de kusten. Verder in Taiwan, Korea, Myanmar (Birma) en Rusland.
Plantkenmerken
De boom heeft een grijze tot roodbruine bast na wat schoonmaken, dun en vrij glad en laat bij oudere planten los in de vorm van lange, pluizige schilfers.
De Jeneverbes is tweehuizig: er zijn mannelijke en vrouwelijke planten/bomen en ze bloeien in april/mei. De mannelijke bloemen zijn geelachtig, de vrouwelijke lichtgroen. Beide bloeiwijzen hebben weinig of geen sierwaarde.
De bloemen zijn klein en vallen bijna niet op. Het stuifmeel wordt door de wind meegevoerd. De blaadjes zijn naaldvormig. Jeneverbes, soms boom, soms struik, is een heester met meestal rechtopstaande takken. De jeneverbes groeit langzaam en wordt vermeerderd door stek of zaad. Boskoops kwekers enten tegenwoordig veel variëteiten op een sterkere onderstam voor een snelle en betere groei. Bij jonge planten zijn de naaldvormige bladeren tegenoverstaand of in kransen van drie. Oudere planten hebben naaldvormige en schubvormige bladeren of alleen schubvormige. De scherpe, sommige variëteiten prikken enorm, Juniperus communis en J. rigida) priemvormige naalden staan in kransen van drie rond de takken. Zij zijn aan de bovenkant blauwgroen, aan de onderkant zachtgroen.
Hier enkele van de meest gebruikte soorten voor de Bonsai.
J. Regida, | J. Procumbens | J x Media blaauw, | J. Chinensis | J. Communis, | J. Squamata | J. Sabina |
Op betere gronden kunnen ze bijna een boomlengte van zes meter krijgen, maar meestal wordt de recht opgaande Juniperus maximaal vijf meter hoog.
De kroon is zo dicht dat er bijna geen licht door valt, waardoor het binnenste van de struik snel bruin wordt. Probeer bij bonsai de boom zo open mogelijk te houden i.v.m. het hierboven genoemde. Juniperus is één van de drie inheemse naaldhoutsoorten in Nederland. De struik of boom is sterk vertakt. De Juniperus is beschermd, dat wil zeggen dat men de planten in de natuur niet mag weghalen/uitgraven. De bessen mogen wel geplukt worden als men de struik maar niet beschadigd. Trek wel handschoenen aan om de harde stekels te vermijden. De kegelbessen, uit drie vergroeide vlezige schubben gevormd, rijpen pas na twee jaar, nieuwe bessen verschijnen voordat de oude zijn afgevallen.
Ze hebben een doorsnee van 5 tot 6 mm, zijn eerst groen daarna blauwzwart gerijpt. In de herfst van september tot oktober zijn de bessen rijp. De bessen kunnen in de zon gedroogd worden. De Jeneverbes is zacht en vlezig. De vrouwelijke zaadschubben vormen in het eerste jaar zwartblauwe (schijn)bessen. Pas na de overwintering nemen zij een donkerblauwe kleur aan, waarover een waslaag ligt met een licht dauweffect. De zaden zijn zwak driekantig, lichtbruin en met een harde schil.
De jeneverbes bevat oliën die wel gebruikt worden in badolie en als etherische olie bij aromatherapie. Ook worden de kegelvruchten in jenever en Benedictine gebruikt als smaakmaker. Ook zuurkool wordt traditioneel met jeneverbes gekruid. Naast de bessen worden ook de bladeren gebruikt, bijvoorbeeld bij het grillen van vis.
De smaak van de bessen kan wisselen van sterkte. Hoe zuidelijker hoe meer etherische oliën en hoe krachtiger van smaak. Zo kunnen bessen uit Italië twee keer zo sterk zijn dan de bessen uit Nederland. De smaak van de rijpe bessen is zoetig, geurig en wat harsachtig. De bessen worden gebruikt in jenever en andere dranken om ze te aromatiseren. Waar de bessen veel voorkomen, zoals in Italië, midden Frankrijk in de Provence, Alpen en Duitsland, wordt de Jeneverbes gebruikt in verschillende gerechten. Bijvoorbeeld in marinades voor wild zwijn, varkensvlees en ree. In vullingen van kip en paté, in zuurkool en hachee, ingemaakte bessen bij koud vlees. In de Engelse keuken werden jeneverbessen gebruikt bij het zouten van hammen. Rode bessen van andere soorten jeneverbessen kunnen verward worden met de gewone jeneverbes. Ze zijn ongevaarlijk maar geuren minder. In de betere supermarkten zijn gedroogde jeneverbessen te koop.
De Jeneverbes groeit heel langzaam omdat hij veel zijtakken vormt. Bomen bereiken in 10 jaar slechts een hoogte van 1 m. Uiteindelijk kan hij 10 m hoog worden. Hij kan onder gunstige omstandigheden 500 tot 2000 jaar oud worden. Op de heide wordt hij om zijn stekende naalden door de schapen gemeden
Ecologie: De jeneverbes is beschermd, dat wil zeggen dat men de planten in de natuur niet mag weghalen. De jeneverbes is de enige boomsoort in Nederland die op de Nederlandse lijst (z.g. rode lijst) van planten staat als algemeen voorkomend, maar sterk in aantal afgenomen. De jeneverbes is in Nederland een wettelijk beschermde boom. Een groot deel van de Nederlandse exemplaren groeien op de Veluwe, in Drenthe op de zandverstuivingen en heidegronden, en in Limburg. De Drentse naam is ‘iberen’. Voor het voortbestaan van de jeneverbes is het belangrijk dat er voldoende exemplaren in de buurt staan en dat ze vrij staan; de wind moet vooral tijdens de bloei vrij spel hebben. Er vindt op het ogenblik weinig tot geen natuurlijke verjonging plaats. Een uitzondering zijn de terreinen van het Nederlandse Ministerie van Defensie waar de bodem regelmatig wordt verstoord door tankoefeningen en zodoende de zaden kunnen kiemen. De Jeneverbes is een pionierssoort waarvan de zaden in minerale bodems (stuifzanden) pas na enkele natte jaren kiemen.
Gebruik hout
De Juniperus is te klein voor algemene houtgebruik. In Scandinavië wordt hout van de jeneverbes gebruikt voor het maken van kleine containers voor de opslag van zuivelproducten zoals boter en kaas en ook voor het maken van houten botermessen.
Als bonsai
De Juniperus is naast de Pinus het meest voorkomend onder de groenblijvers in de bonsaiwereld. En terecht, er zijn veel mooie soorten die makkelijk groeien, goed zijn te onderhouden en mooi van vorm en kleur zijn. Juniperus (jeneverbes) is een geslacht, het levert veel mooie planten maar ook veel bonte kleurcultivars. Bonte Juniperussen lenen zich niet goed voor bonsai; in de loop van de tijd vervagen de kleurverschillen.
Stekken, zaaien
De meeste soorten stekken vrij gemakkelijk en laten zich makkelijk marcotteren.
Jong startmateriaal is verkrijgbaar bij gespecialiseerde kwekers of zelf te kweken.
Stijlen
Bij de Juniperus passen eigenlijk alle stijlen, behalve bezemstijl. Dat heeft te maken met de habitus, de uitstraling van de boom. Coniferen bevolken de aarde al veel langer dan welke loofboom ook en ze hebben daardoor een zekere status, maar ook statigheid en daar passen geen uitbundige stijlen bij. Oude knoestige bomen lenen zich zeer goed om te bewerken met Jin en Shari.
Snoei
Vormsnoei kan het best worden uitgevoerd ten tijde van het uitlopen van de nieuwe loten. Indien op dit tijdstip uitgevoerd, heeft men het minst last van massale groei van jeugdnaalden. Onderhoudssnoei wordt tijdens het actieve groeiseizoen uitgevoerd, d.w.z. het terugsnoeien van kleine twijgen, evenals het nijpen en plukken van nieuwe groeitoppen. Pluk/nijpen van de nieuwe groei zodra deze de vorm verstoort kan het hele seizoen door. Dit plukken dient altijd met de vingers en nooit met een schaar te gebeuren. Pluk of nijp nooit te veel in één keer, dit geeft stres, dan worden er naaldachtige jonge bladeren ontwikkeld.
Bedraden
Omdat de groei zo goed is, is bijhouden van bedraden en snoeien een noodzaak. Bedraden gaat goed, zowel van stam als takken. Let, nog meer dan bij Pinus, heel goed op in het groeiseizoen, de draad zit binnen de kortste keren ingegroeid in de bast en dat komt (bijna) nooit meer in orde.
Het aanleggen van bedrading kan in principe het gehele jaar door gebeuren, behalve tijdens de meest actieve groeiperiode. Bedrade bomen dient u niet aan vorst (al dan niet in combinatie met zon) bloot te stellen, daar dit afsterven van de aan de zon blootgestelde bastdelen ten gevolge kan hebben, zeker tijdens vriezend weer.
Hoewel het bedraden op zich geen probleem vormt, blijkt het in de gewenste positie brengen van de gesteltakken, vooral door hun van nature verticale groeiwijze, vaak op problemen te stuiten (geldt hoofdzakelijk voor de J. media Blaauw). Aangezien het hout zeer gemakkelijk breekt en takken tijdens het buigen vaak plotseling aan de basis afscheuren, is het buigwerk een zeer precies werkje, dat we beter over een periode van enige weken kunnen spreiden. Voordat de draad wordt aangelegd, kan men vooral het oudere dikkere hout beter omwikkelen met raffia. Voorkom ondanks dit dat de draad ingebed komt te liggen.
Bemesting
Zowel organische als anorganische meststoffen kunnen worden gebruikt. Jonge exemplaren en oudere die nog in de opbouwfase verkeren dienen vanaf het voorjaar tot september een tweewekelijkse dosis te krijgen met een relatief hoog stikstof percentage. Vanaf september kan beter worden overgeschakeld op een meststof zonder of met zeer weinig stikstof, maar rijk aan fosfor en kali. DCM Vivikali bijvoorbeeld, voor een beter afharding en diktegroei. Hiervoor kan ook houtas worden gebruikt. Oudere exemplaren die de opbouwfase achter de rug hebben kunnen op dezelfde manier worden behandeld, maar krijgen tijdens het groeiseizoen minder stikstof.
Grondsoort
De jeneverbes houdt van een droge, voedselarme goed doorlatende grond De grond moet wel mineraalrijk zijn. Vooral leemachtige gronden bevatten mineralen. De jeneverbes houdt van de zon. Ze groeien zowel op kalk- als op zure veengronden en heidegrond. Gebruik een goed doorlaatbaar grondmengsel, bijvoorbeeld 50% akadama, 25% bims of kiryu en 25% goede bonsaigrond laat de grond in de winter nooit te nat worden i.v.m. wortelrot. Nagenoeg alle Jeneverbessen houden van schrale grond, wat niet gelijk staat aan gebrek aan mest (wat wel eens wordt gedacht bij bonsai). Jeneverbessen moeten zeker gemest worden in een pot/schaal. Wat stikstof doet wonderen en een beetje schaduw op het heetst van de dag in de zomer doet de kleur groener worden. Maar, alle Juniperussen zijn per definitie gewend om in de zon te groeien.
Voor de J. media Blaauw; meng wat kanuma door de grond om de zuurgraad iets te verhogen.
Watergift
Hou de grond constant vochtig dit voldoet het best, bij warm weer regelmatig besproeien.
Standplaats
Een zonnig plekje op het oosten, zuidoosten of eventueel op het zuiden wordt als prettig ervaren, vooropgesteld dat de boom geen kans krijgt om brandschade op te lopen door een ontoereikende watertoevoer of een slecht dichtgeslagen grond. Bij intense hitte dient de boom regelmatig te worden besproeid. In de winter bij harde droge oostenwind is een standplaats op het zuiden is het beste, dit geldt trouwens voor alle boomsoorten. En, het is een fabel dat bomen die in de brandende zon staan niet natgespoten mogen worden!
Ziekten en plagen
Juniperus kan nog wel eens last hebben van:
Dop- schildluis en spint.
Perenroest (Gymnosporangium). Een plaag voor de Juniperus.
Perenroest heeft een ingewikkelde levensloop. Op de peer kan ze niet het hele jaar in leven blijven. In de winterperiode heeft de roest de Juniperus ofwel de Jeneverbes, waaronder Juniperus sabina, Juniperus Phitzeriana en andere variëteiten, nodig. We hebben het dan over de meest gangbare/gewone Juniperus soorten. De ziekteverwekkende schimmel wisselt dus van waardplant, maar kan op de Juniperus wel het hele jaar door blijven leven.
Levenswijze van de perenroest: In het voorjaar waaien de zogenaamde teleutosporen, die op de jeneverbes zijn gevormd, over naar de perenboom. In het voorjaar bij vochtige omstandigheden kiemen deze en vormen ze sporidiën, die op hun beurt kiemen en het perenblad binnendringen. Daarna ontstaan de gele, vaak oranje omlijnde vlekken op het blad, welke een halve tot één cm. doorsnee hebben. Bij ernstige aantasting komen er meerdere vlekken per blad voor, wat de boom een ‘geel’ aanzien geeft.
Verspreiding
In Nederland werd de ziekte jarenlang niet meer waargenomen. Dit kwam omdat op het platteland over het algemeen weinig Juniperusbomen groeiden. Door de enorme uitbreiding van nieuwe woonwijken bij steden en dorpen worden er in parken en siertuinen veel jeneverbesvariëteiten aangeplant, zodat de infectiehaarden groter worden en dicht bij de perenbomen gekomen zijn. De gevolgen hiervan zijn in heel Nederland zichtbaar. Vele bonsai worden ook aangetast of zijn al aangetast.
Bestrijding is zeer moeilijk. De beste bestrijding zou zijn om alle aangetaste jeneverbesbomen in de wijde omgeving van perenbomen te verwijderen. Omdat dit niet uitvoerbaar is, is het ook mogelijk, en dat is dus aan te bevelen, de zieke delen uit de aangetaste bomen te snoeien. Dit moet in april worden uitgevoerd, voordat de sporenuitstoot naar de peer plaats vindt. De zieke delen van de jeneverbes zijn dan het beste te herkennen aan de geel/bruine, opgezwollen zwamachtige plekken van de stam en dunnere takken, die in het voorjaar bij vochtig weer naar buiten openbreken in een gelatineachtige, bruin/oranje vieze vette brei.
In particuliere tuinen is het ook moeilijk, omdat niet iedereen wil of kan spuiten en niet weet welke middelen er op de Juniperus toegestaan zijn. Een methode is om de Juniperus preventief met een spuitzwavel (bijvoorbeeld van Luxan of Foliecur van Bayer) te behandelen, 1x half augustus en 1x half september. In deze periode vind de besmetting van de Juniperus plaats.
Gevoeligheid voor perenroest van verschillende Juniperussoorten
gevoeligheid | soort | variëteit |
niet | J. chinenaia J. media J. communis J. virginiana J. horizontalis J. squamata J. regida | Hetzi, Mint Julep, Torulosa Pfitzenana Glauca, Hornibrooki Stricta, Suecica, Hibernica, Repanda Canaerti, Grey Owl, Glauca Glauca, Wiltonni Meyeri, Blue Carpet, Blue Star, Loderi nn |
weinig | J. sabina J. virginiana | Rastrera, Wichita Blue Skyrocket |
weinig/matig | J. chinensis | Pfitzeriana Old Gold, Rochery Gem |
matig/sterk | J. chinensis J. media J. sabina J. scopulorum J. procumbens | Blaauw, Expansa, Keteleeri, Mathot, Plumosa Aurea, Sargentii Pfitzeriana Compacta Arcadi, Braodmoor, Buffalo, Tamariscifolia Blue Heaven Nana |
sterk/zeer sterk | J. media – – J. chinensis J. sabina | Pfitzeriana Aurea, Juniperus Chinensis Pfitzeriana, Juniperus Sabina, Blaue Donau, Tamariscifolia Aurea Robusta Green Blaue Donau, Tamariscifolia |
Leen