Larix – algemeen

De Japanse tekens voor de larix zijn: カラマツ

De lariks of lork behoort tot de famile van de den-achtigen (Abietaceae).

Lariksbos
Lariks decidua bos
Lariks bos in wintersilouet

Lariks hoort bij een zeer oude boom-familie, de dennen.De dennen groeiden ca. 30 000 jaar geleden al op de aarde.Lariks is het enige algemeen in West-Europa voorkomende geslacht dat in de winter zijn naalden laat vallen. Lariks komt voor in de koelere gematigde streken op het noordelijk halfrond.De bomen worden zo’n 15-35 m hoog, hebben een rechte stam, open kroon en knobbelige takken. De kleine naaldachtige bladeren zijn in de lente eerst heldergroen, worden dan zachtgroen, en in de herfst kleuren ze een fel oranjegeel. Er zijn een aantal soorten Lariks.

De Europese lariks of lork is goed bestand tegen ons klimaat. In Europa komt de boom van nature voor in de Alpen, de Moravisch-Silesische laagvlakte, de centrale Karpaten en in het heuvelland van de Lys Gora in Polen. Het is een belangrijke boom in de Europese bergen vooral op grotere hoogte waar hij makkelijk op open plekken als pionier bij de boomgrens staat. In de Alpen zijn veel sparrenbossen omgehakt, in stormgaten en door lawines ontstane kale plekken is de lariks vaak de eerste boom die daar weer gaat groeien. Ook bij herbebossing van Alpenweiden is de lariks veel aangeplant.

In het Binntal oostelijk Wallis, Zwitserland, zijn veel lariksbossen met vrij veel oude exemplaren, er staan daar nog enkele exemplaren met een stamomvang van meer dan 4 m.

Plantkenmerken:

Jonge bomen worden over het algemeen opgekweekt uit zaad. En de liefhebber kan ook stekken.

In het voorjaar loopt de lariks prachtig uit met mooie zachtgroene naaldbundels, een lust voor het oog. Deze bundels omvatten zo’n 30 tot 40 frisgroene naalden welke in het najaar verkleuren naar geeloranje en lang blijven hangen bij niet te veel wind, wat een schitterend gezicht is voor elke bonsailiefhebber of toeschouwer.

Aan de kortloten staan de naalden dicht opeen in een spiraalvorm en daaraan zitten ook de vrouwelijke bloeiwijzen.

Aan langloten staan de naalden meer verspreid. Opvallend zijn de pluksgewijze naaldbundels. De naalden leven maar ongeveer een halfjaar en vallen daarna af.

Hij bloeit voor het eerst op een leeftijd van 20 tot 30 jaar.

De mannelijke bloeiwijzen staan aan kort gesteelde zijtakken en bestaan uit een groot aantal in spiraalvorm gerangschikte meeldraden.

Bevruchte vrouwelijke bloemen zijn later te herkennen aan bijna ronde tot kegelvormige kegels.

De mannelijke kegels zijn klein, rond en goudgeel, 5 a 10 mm.

De vrouwelijke kegels bleekrood tot roze, bloemachtig en 1 cm lang.

Rijp zijn ze bruin, eivormig met afgeronde schubben, 2 a 4 cm lang en 2 tot 3 cm breed. De kegel is opgebouwd uit over elkaar liggende schubben. Onder elke schub gaan twee zaden schuil.

 Larikskegels vallen vanzelf af of verweren aan de boom. De kegels van een lariksbonsai worden niet groter dan 10 tot 15 mm. De zaden zijn klein (4 a 5 mm lang), het zaadje is vergroeid met een vleugel zodat het met de wind kan worden meegenomen.

Lariks wordt in de bosbouw veel gebruikt.

Het is een snelgroeiende houtsoort die sterk en duurzaam is. Een normale boswisseling ligt op ongeveer 90 – 130 jaar. De gemiddelde hoogte bedraagt dan 20 tot 35 meter bij gunstige omstandigheden zelfs 40 tot 50 meter, met een gemiddelde doorsnede van 30 tot 40 centimeter van de stam en kan in gunstige omstandigheden wel 600 jaar oud worden.

Lariks heeft een enorme wortelenergie (paalwortelgestel, later hartwortelgestel), dat dwars door grint- en steengrond heengaat, met talrijke vertakkingen. De boom groeit in losse, vruchtbare grond en het liefst op leemachtige gronden. Hij gedijt slecht op klei- en stuifzandgronden. Slechte drainage en een hoge zuurgraad van de grond zijn funest voor de groei. De lariks is zeer windbestendig en kan tegen luchtvervuiling. Verwondingen van de wortel verharsen zeer snel.

Hij heeft een smalle, kegelvormige kroon en is op leeftijd meer afgeplat. De takken gaan hangen met opwaarts gebogen punten. De schors is grijsbruin tot rood en glad, later met verticale groeven.


De twijgen van zijn er in twee vormen: de lange loten van 10-50 cm, en de dwergloten van 2-5 mm. De twijgen hebben een bleekgele of lichtroze kleur, lang en hangend, bruine knoppen, met schubben en veel hars, zachte naalden van 2 tot 3 cm lang, die in bosjes van 20 tot 30 stuks aan korte loten groeien. Aan de lange loten staan de blaadjes solitair, aan de dwergloten staan ze in dichte kransjes van tien tot twintig stuks. De mannelijke bloemen verschijnen net even eerder dan de naalden en bestaan uit dichte bundeltjes gelige meeldraden. De vrouwelijke bloemen zijn schubbige rozetjes die verticaal aan de lange loten groeien. Eerst zijn ze groen, rood of paars van kleur; na bevruchting rijpen ze in ongeveer een halfjaar tot grauwbruine kleine kegeltjes van 1-5 cm groot.





Soorten:

Larix leptolepsis:

Deze Japanse lork is afkomstig van het eiland Hondo, Leptolepsis betekent met brede kegelschubben. Kenmerkend voor deze soort zijn de lange, grove, verspreide en naar buiten uitstaande takken, die de boom een brede kegelvorm geven. Deze boom heeft licht roodpaarse, vaak blauwachtig bedauwde twijgen met vrij lange blauwgroene naalden. De zaadschubben zijn aan de rand naar buiten gebogen (zoals de bloemblaadjes van een roos). Hij is bij ons vaak als sierboom aangeplant.

Larix pendula: een lariks met hangende takken. Mooi voor de siertuin.

Larix kaempferi Diana: met gedraaide takken. Mooi voor de siertuin, zeer winterhard.

Larix Sibirica: die in de Siberische taiga groeit (West-Siberië) naast de dennen en sparren.

Larix gmelinii de Aziatische lariks, komt van nature voor in Siberië. De soort komt echter ook voor in het noordoosten van Mongolië, het noordoosten van China (Heillongjiang), het oosten van de vallei van Yenisei tot aan Kamchatka.

Noord Korea en in Japan. In Siberië vormt de Aziatische lariks zeer uitgestrekte en grote wouden, de taiga is bioom (verzameling soorten van fauna en flora die in een habitat leeft en een bepaalde topografie bezet) dat wordt gekenmerkt door uitgestrekte, koude en vochtige naaldwouden. Ze groeien op 50-1200 m hoogte, op zowel moerassige als op goed gedraineerde gronden boven op de permafrost. Deze boom is in twee opzichten uniek; ten eerste omdat de Aziatische lariks de meeste noordelijk groeiende boom ter wereld is (hij groeit tot 72° 30′ NB in Ary-Mas op 102° 27′ OL) en het is ook een boom die tegen temperaturen kan van – 70 graden en heel oud kan worden, 900 tot 1000 jaar.

Nog een toevoeging; binnen de Aziatische lariks worden er drie variëteiten onderscheiden.

1: hierboven beschreven.

2: Larix gmelinii var. japonica: het grootste deel van deze variëteit komt voor op de Kurileilanden en op Sakhalin (Japan).

3: Larix gmelinii var. olgensis: komt voor in Noord-Korea en in het Sikhote-Alinofgebergte.

De nauw verwante Larix principis-rupprechtii wordt vaak door botanici gezien als een vierde variëteit met grotere kegels en dikkere zaadlobben die verder uit elkaar liggen dan de gewone soorten. Deze soort komt voor in China in het gebergte van Wutai Shan, ten westen van Peking.

Larix lacricina: is inheems in Noord-Amerika deze bladverliezende conifeer met sierlijke, horizontale takken en slanke hangende zijtakken en grijze schors. Later wordt de schors bruin en schilfert af. De Indianen gebruikten de schors als bloedstelpend middel. Dit is een nauwe verwant van de Europese lork.

Larix decidua: de Europese lork of Europese lariks ontstond eind 1800 en is een boom uit de dennenfamilie (Pinaceae). In Centraal-Europa komt de lariks voor van de Alpen tot het westelijke deel van de Karpaten (hooggebergten in midden Europa) tot aan de boomgrens Het is een sierlijke boom, met afvallende takken, die als sierboom in Noord- en West-Europa vaak wordt gezien. De volwassen boom kan een hoogte bereiken van circa 40 m. De in de Nederlandse bossen voorkomende lariks is meestal een kruising van deze Europese lariks met de Japanse lariks (Larix kaempferi). De kruising Larix ×marschlinsii (synoniem : Larix ×eurolepisy Henry) is een bijzonder snelle groeier en is dus geschikt voor de bosbouw en als houtleverancier, ook door zijn lange rechte stammen.

Larix Kaempferi : de Japanse lariks

De meest ideale soort voor de bonsai, samen met de Larix decudia.

De naam kaempferi komt van Kampfer; Engelbert Kampfer was een Duitse arts en natuurkundige (1651-1716) die veel door het Verre Oosten heeft gereisd, waaronder twee jaar door Japan in dienst van de VOC. Na zijn Japanse reis in 1692 is hij aan de Leidse Universiteit als medicus gepromoveerd.

De Larix kaempferi is van oorsprong te vinden op de hellingen van het Japanse vulkanische bergmassief. Rond 1860 is hij ingevoerd in Europa. Bij ons doet hij het erg goed; door zijn snelle groei, rechte stam en de simpele eisen die hij stelt werd hij al heel snel een favoriet voor de bosbouw.

Hierdoor heeft hij zelfs de Europese lariks voor een deel verdrongen. Zo rond 1900 heeft hij in de provincie Drenthe de grove den bijna verdrongen. De laatste jaren wijzigt dit beeld weer ten gunste van de Douglasspar.

Hij verlangt een losse, bij voorkeur leemachtige, vruchtbare grond. Op klei- of stuifzandgrond zult je hem niet tegenkomen. Hij verlangt veel licht, zelfs lichte schaduw verdraagt hij slecht. Dat maakt hem dan ook ongeschikt voor een gemengd bos. Maakt mooie rechte stammen tot een hoogte van 40 meter De schors is roodbruin en schubbig. Op latere leeftijd gaat hij schilferen. Hij valt in de winter op door zijn oranjebruine kleur. De lork heeft een brede kegelvormige kroon. Naarmate hij ouder wordt, krijgt de kroon een meer afgeplatte top. Zijn takken blijven vrijwel horizontaal staan met licht omhoog gebogen uiteinde. De twijgen zijn bleekgeel tot bleekroze van kleur. De bloei vindt plaats in de maanden april en mei. De mannelijke en vrouwelijke bloemen zitten aan dezelfde tak. De kegels zijn klein en rond tot eivormig. Kenmerkend voor de Japanse lork zijn de naar buiten gekromde schubben, zoals de bloemblaadjes van een roos.

De kegeltjes blijven twee jaar aan de boom zitten, vallen hierna af of verpulveren aan de boom. In het najaar is het gevleugelde zaad rijp. De knoppen zijn bruin, geschubd en harsachtig.

In het voorjaar verschijnen weer de frisgroene naalden, wat een lust is voor het oog. De zachtgroene naalden zijn tot drie centimeter lang in de natuur maar bij de Bonsai 1 tot 1½ cm en staan in bosjes van wel veertig stuks aan de korte loten.


Later in het seizoen verkleuren ze naar blauwgroen met aan de onderzijde twee lichte streepjes. In het najaar is vooral de geeloranje verkleuring schitterend, een lust voor het oog.

Dit geld ook voor de Larix decudia.

Als Bonsai;

Hij laat zich gemakkelijk snoeien en bedraden het hele jaar door.

Grond:

Gebruik een goed doorlaatbare grond, 2 delen Akadama 1 deel Kiryu of split en wat goede pot of bonsai grond, pas op dat de grond niet te zuur wordt.

Snoei:

Nijp de jonge scheuten als ze een lengte bereikt van 5 cm terug met je duim en wijvinger tot de gewenste lengte die bij de vorm past. Gebruik alleen een schaar als de scheut al verhout is. Dit nijpen dient meerdere malen per jaar te gebeuren, telkens als je ziet dat een scheut te lang wordt. Met deze manier van nijpen vormt hij steeds nieuwe knoppen dichter naar de stam toe en krijgen de takken kortere internodiën en zo creëer je een fijne vertakking. Verdraagt zware snoei in de winter.

Bedraadt in de winter de kale boom; dit is makkelijker terwijl je een goed overzicht op de boom hebt.

Zet de boom in de volle zon, dit bevorderd korte stevige naalden.

Verpotten:

Lariksen zijn krachtige groeiers en maken veel wortels die in een schaal snel gaan matten. Daarom is jaarlijkse controle noodzakelijk en bij te veel wortels moet u wortelsnoei toepassen. Doe dit voor de knoppen gaan uitlopen anders overleeft hij dit niet. De Larix is hier zeer gevoelig voor. Jonge bomen beschermen in de winter tegen de harde oostenwind en strenge vorst.

Rest me te vertellen dat het voor bonsailiefhebber een geliefde boom is waar veel en goede resultaten mee behaald kunnen worden.

Hout en gebruik

Vanwege de goede kwaliteit hout is hij veel aangeplant. Het hout is hard en duurzaam. Het spinthout is geel van kleur, het kernhout roodbruin.



Uit de hars wordt terpentijn gewonnen. Je vindt de hars voornamelijk in het kernhout van de boom. Om het hars te oogsten worden diepe boorgaten van zo’n acht centimeter in de stamvoet van de boom gemaakt. Deze terpentijn was oorspronkelijk in de handel als Venetiaanse terpentijn.

 

Lariks kan, op taxus na, als de beste en duurzaamste naaldhoutsoort beschouwd worden. Lariks is een harshoudende houtsoort waarvan het kernhout kleurvariaties vertoont van licht geelbruin (Siberische lariks), geelbruin, rose-achtig tot roodachtig bruin.

De Lariks heeft waardevol kernhout, duurzaam, taai, droogt snel, watervast, rijk aan hars, sterk en wordt gebruikt voor scheepsplanken en -masten en in de bouw voor raamkozijnen, deuren, bruggenbouw, meubels, fusten, dakleien, trappen en vloeren. Het spinthout is gelig. Lariks lijkt wel een beetje op grenen maar is iets donkerder. Het is echter aanmerkelijk harder en zwaarder! Tevens leende de lariks zich vroeger ook voor telefoonpalen door zijn mooie rechte groei. Lariks is een prima vervanger voor vele tropische houtsoorten.

In gevelbetimmeringen wordt het vaak gebruikt ter vervanging het inmiddels veel duurdere Western Red Cedar.

Bij larikshout uit Scandinavië en Rusland / Siberië waar de bomen door de koude erg langzaam groeien ontstaat er een harde en vaste houtsoort dat het zeer geschikt maakt voor het hierboven genoemde.

Lariks heeft één nadeeltje: er kunnen kleine haarscheurtjes in voorkomen.

Ziekten

Lariks heeft wel eens last van aantasting door de zogenaamde larikskanker. Op de dode takken verschijnen dan verschillende kleurige lever- en korstmossen. De Japanse lork is minder gevoelig voor deze larikskanker. De lariks kan ook als er in de omgeving populieren staan aangetast worden door de roest.

De lariksbonsai in schaal heeft weinig of geen last van deze ziektes.

Mythologie

Lariksen werden als heilige bomen op bedevaartsplaatsen geplant. In de voorchristelijke tijd werd hij door een volk in het noorden van Siberië als goddelijk vereerd. In een bosje van 7 lariksen werden magische rituelen uitgevoerd. In Oostenrijk stond naast het huis een grote hoge boom hierdoor zou het huis niet door de bliksem getroffen worden. In Tirol werd de Lariks als heilige boom vereerd. Wie een tak van deze boom afsneed, ontving zelf een bloedende wond, die niet genas voordat de wond van de boom genezen was.

Leen