Meidoorn – Crataegus monogyna en laevigata
Behorend bij de Rosaceae – roos familie
De meidoorn is een struik of boom waarvan we zowel in de lente als ook in het najaar kunnen genieten: van de stralende bloesem in mei en de vele rode bessen vanaf oktober en de hele winter door (mits de vogels niet langs komen).
Meidoorn is prachtig als bonsai. Door de (onterechte) heksenjacht op hem wegens ‘perenvuur’ zijn helaas veel meidoorns verdwenen en worden ook nauwelijks meer aangeplant.
Op Walcheren en in Zuid-Limburg kun je nog van geurende meidoornhagen genieten.

Herkomst en naam:
Het geslacht omvat honderden soorten, waarvan er drie in Nederland voorkomen, zowel in het wild als aangeplant als sierboom. Daarnaast wordt de hybride Crataegus × lavallei en de pruimbladige uit China afkomstige Crataegus persimilis als sierboom in Nederland aangeplant.
Van het geslacht meidoorn (Crataegus), ook haagdoorn of steendoorn genoemd komen in de Benelux twee soorten inheems voor. Dit zijn de Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en de tweestijlige (Crataegus laevigata). Er komt echter ook een soorthybride van de eenstijlige en tweestijlige meidoorn, Crataegus × macrocarpa, in het wild voor.
De meidoorn is een inheemse boom die in heel Europa voorkomt, maar ook in Noord-Afrika, Klein-Azië en de Kaukasus.
De botanische naam crataegus is afgeleid van het Griekse woord kratos wat kracht betekent.
De stijl (stylus) is bij de stamper het gedeelte tussen het vruchtbeginsel en de stempel.
C. monogyna is eenstijlige. De C. laevigata is tweestijlig. Deze termen slaan op de hoeveelheid ‘stijlen’ van de stampers in de meidoornbloesem.
Plantkenmerken
Kenmerkend zijn de gedoornde takken, (wat een nadeel is om een bonsai te vormen) waardoor de meidoorn sinds mensenheugenis als haagplant wordt aangeplant. Meidoornhagen vormen een ondoordringbare barrière en zijn de ideale nestplaats voor vogels.
De eenstijlige meidoorn vinden we in rivierdalen en kalkhoudende duinen. Daar groeit hij als boom met een dicht vertakte kroon. De geur van de bloemen is onaangenaam en doet aan haring denken, heeft kleine ronde besjes met maar één pit. De bessen dienen als voedsel voor de vogels. Hij werd ook vaak als veekering en windbreker geplant omdat het vee geen doornige struik lust en hij ook makkelijk te snoeien is.
Zijn bladeren zijn diep ingesneden, gekarteld en frisgroen glanzend.
Ze verschijnen in april – mei. Kort daarna verschijnen de witte bloemtuiltjes.
Tweestijlige meidoorn; Crataegus laevigata
Diagnostische kenmerken
Bloemen alle met 2 of 3 (soms 4) stijlen. Kelkbladen alle breed driehoekig, ongeveer even lang als breed, min of meer stomp. Steunblaadjes aan de bloeiende korte loten dicht en scherp getand, de tanden (vrijwel) zonder klierpunten. Bladen van de korte loten weinig (zelden over meer dan 2/3) gedeeld, met tamelijk stomp getande slippen. Doorns tot 2,5 cm lang. De bladeren van de tweestijlige meidoorn zijn minder diep ingesneden.
Hij bloeit twee weken eerder dan de eenstijlige, en de bloesem ruikt lekker.
De lobben zijn korter. Aan de onderzijde ontbreken de bosjes haar in de oksels van de nerven. Cultivars hebben rode of roze bloemen.
De vruchten (de rode melige besjes) zijn wat groter dan die van de eenstijlige meidoorn, peervormig met 2 tot 3 pitten. De bessen dienen als voedzame wintervoorraad voor vogels.
Een meidoorn groeit met een warrig takkenstelsel.
Het blad verkleurt in het najaar naar een mooie, lichtgele kleur voor ze afvallen.
Hij houdt van matig droge tot vochthoudende, meestal kalkhoudende klei-of leemgrond en een plek in de zon of halfschaduw.
De tweestijlige meidoorn vinden we nog in de Achterhoek, Twente, Drenthe, Limburg en Noord-Brabant.
Soorten
Naast de witte meidoorn met enkelvoudige bloemen vinden we in tuinen en plantsoenen ook de rode meidoorn met gevulde rode bloemen. (Paul’s Scarlet’). Zeer mooi soort, ideaal voor de Bonsai, compact en kleine blaadjes.

Crataegus x lavalei is een kleine boom die hooguit 7 m hoog wordt. Het diepgroene blad is matglanzend en voelt leerachtig aan. De bessen zijn bleekoranje en blijven lang aan de boom hangen. Bloemen klein, talrijk.


Crataegus monogyna “Compacta “ zeer klein/kort blijvend, kleur wit . Bloemen in dichte trossen, geurig. Vruchten klein, rood meestal 1 zaadje. Veel korte stijve doorns. Ideaal voor Shohin Bonsai.

Crataegus crus-galli L. Hanedoorn, Blad gezaagd, kaal 8cm, donkergroen, met fel oranje herfstkleur. Vrucht 1,5 cm, 2 zaden, blijft soms in de winter zitten. Doorns tot 7 cm. Twijgen en doorns, paarsbruin.

Crataegus persimillis ‘Splendens’ de pruimbladige meidoorn.
De Crataegus persimilis is beter bekend onder de naam Crataegus prunifolia ‘Splendens’. Deze supergezonde soort is één van de betere Crataegus!! Met prachtig donkergroen glimmend blad en mooie vruchten en bijzondere geel-oranje-rode herfstverkleuring. Deze kleine boom tot 6-8 meter hoog, heeft een brede platte schermvormige kroon. De boom heeft ook doornen, wat bijzonder attractief is en zeer positief is tegen vandalisme. Al met al een boom met veel pluspunten. De boom bloeit rijkelijk met grote witte, viltige tuilen en sterk geurende bloemen in juni waar veel bijen op af komen. Daarna donkerrode vruchten. Hetgeen ook weer veel vogels trekt, die profiteren van de overvloedige oogst in de herfst. Deze boom staat in vuur en vlam in het najaar. De grote (voor een meidoorn), glanzende bladeren hebben dan glorieuze tinten van scharlaken, diep geel en paars. Een boom die weinig eisen aan de grond stelt en weinig onderhoud nodig heeft. Maakt een vrij grof, diepgaand wortelgestel. Deze meidoorn is goed bestand tegen vorst en droogte.
Ideaal voor bonsai. Hij verdraagt geen natte bodem.


Gebruik
Het hout van de meidoorn is hard en fijn van structuur.
Wordt gebruikt voor fijn snijwerk, wandelstokken, egtanden en kamraderen in molens.
Symboliek, volksgebruik en mythologie:
Zij dienden tijdens de Eerste Wereldoorlog als koffiesurrogaat.
De meidoorn is het symbool voor lente, bloei, vruchtbaarheid, maagdelijkheid en seksualiteit. Samen met de verwante sleedoorn is hij ook zinnebeeld voor tweedracht (de doornen). Wanneer de meidoorn bloeide, werd bij de Kelten gehuwd. Door takken van de meidoorn aan hun huis te bevestigen, weerden de Germanen spoken en kwade geesten. In Frankrijk wordt de meidoorn ook noble épine genoemd, omdat men geloofde dat de doornenkroon van Jezus van meidoorntakken gevlochten was.
Volgens een oude legende bloeide de staf van Josef van Arimathea, een volgeling van Jezus, elke kerstnacht in Glastonbury (Engeland) en werd derhalve Holy Thorn genoemd. Josef zou daar in 63 n. Chr. een kerk gesticht hebben. Toen de Engelse koning Charles I door de puriteinen van Cromwell onthoofd werd, moest ook de Holy Thorn eraan geloven. Op de plaats waar hij stond, ligt nu een gedenksteen. Zijn uitlopers zouden nog steeds bloeien, éénmaal rond kerst en éénmaal in mei. In Duitsland bestreed men koorts met thee van de eerste meidoornbloesem. Volgens een oude Franse gewoonte moet men op 1 mei een meidoorntak in de mesthoop steken om te voorkomen dat daarin door een pad een monster uitgebroed wordt.
De drie ijsheiligen (11,12 en 13 mei) worden in Nederland ook wel haagdoornkoude genoemd.
Als de meidoorn veel bloesem heeft, voorspelt dat een rijke korenoogst. Veel rode bessen in het najaar duiden op de komst van een strenge winter.
Meidoorn als Bonsai
Soorten
Hoewel de gedoornde takken een nadeel zijn is de meidoorn zeer geschikt als bonsai.
Bijzonder goed bruikbare soorten zijn de Paul’s Scarlat, C.monogyna Compacta en de C. persimillis Splendens.
Opkweek
Zowel opkweek uit zaad als yamadori komen voor. Graaf de plant wel voorzichtig uit, anders is de kans groot dat hij het niet overleeft. Een (pas)gezaaide meidoorn die men eerst later een definitieve plaats in pot of schaal wil geven, moet herhaaldelijk verplant worden om een voldoende compacte wortelkluit te verkrijgen. Als je een jonge meidoorn koopt, kun je die ook vormen tot bonsai.
De boom maakt normaal een penwortel; kort deze geleidelijk in bij elke verplanting en deze zal hierdoor niet meer aangroeien. Wees zuinig op de andere overgebleven wortels. Bij latere verpottingen, de dikste wortels inkorten.
De meidoorn is niet kritisch ten opzichte van de bodem. Toch mag deze niet te droog zijn. Het is zelfs niet bezwaarlijk als de bodem in de winter wat nat word. De meidoorn heeft een voorkeur voor een enigszins kalkrijke grond(klei) die niet té arm is. Op een plek in volle zon zal de meidoorn het meest uitbundig bloeien.
Zowel de één als de tweestijlige meidoorn kunnen uit zaad vermeerderd worden. Wel duurt het vrij lang voor de zaden kiemen, soms tot ruim twee jaar.
Meestal slaat men het zaad direct na rijping gedurende anderhalf jaar in vochtig zand op, buiten maar vorstvrij (stratificatie).
De cultuurvormen (Paul’s scarlet)worden geënt op de onderstam van C. monogyna.

Snoeien
Een meidoorn groeit met een warrig takkenstelsel. Struiken kunnen tussen herfst en voorjaar eens in de twee of drie jaar worden teruggezet tot vlak boven de basis. Een meidoorn bloeit op overjarig hout. Hagen kunnen gedurende het groeiseizoen een tot tweemaal in vorm worden geknipt.
Om een meidoorn te laten bloeien is een oude snoeitechniek, zoals wordt toegepast bij fruitbomen, ook heel goed toe te passen bij de meidoorn. Maar dan moet je wel weten hoe de boom groeit.
Als de meidoorn goed groeit kan hij heel snel zeer lange uitlopers geven, zogenaamde waterloten. Die vormen bijna geen zijtakken en die groeikracht zit bijna altijd in de uiteinden. Een wat ouder exemplaar of onder mindere omstandigheden gegroeide boom, produceert minder waterloten, maar maakt aan de uiteinden. Meidoorns groeien over het algemeen met korte stengelleden (internodiën) en hebben daardoor veel knoppen. Onder normale hormonale groei ontwikkelt er een knop, een blad, secundaire tak, waterloot of gewoon een doorn. Als je die hormonale groei onder controle kan krijgen kan de meidoorn uitgroeien tot een karaktervolle boom met een goede bloei.
Deze techniek geldt niet wel korte puntige takjes en kleine scheuten met bloemknoppen die dikker zijn voor jonge bomen. De meidoorn moet al wel een goede vertakking hebben, zowel primair als secundair. Laat de uitlopers in het voorjaar vrijuit groeien tot dat het aan de basis net begint af te harden. Snoei dan terug tot een kwart.
Altijd aan de top sterker snoeien. Niet te laat snoeien, daar er nog een tweede, zomergroeigolf volgt. De zomergroei laten uitgroeien, behalve de lange sterke waterloten die mag moet je nog een keer inkorten. Haal alle uitlopers op de stam weg.
In januari begin februari zodanig snoeien voor het gewenste profiel /vorm, snoei zo dat er altijd een stukje van de zomergroei blijft staan, dit om de vertakking te bevorderen.
Op deze manier zal de structuur van de boom aanmerkelijk verbeteren. Probeer de top goed in de hand te houden, het is een echte topgroeier.
Er zullen zich aan de uiteinden sterke knoppen vormen, verwijder deze in de late winter, op deze manier zal de boom al zijn energie in de andere knoppen steken voor een betere vertakking.
Opmerking: deze techniek wordt ook bij de Beuk toegepast ter bevordering van een betere vertakking.
Een goede gezonde meidoorn kan makkelijk twee groeigolven per seizoen geven, als je de eerste snoei maar vroegtijdig uitvoert.
Ziekten en plagen
De meidoorn kan worden aangetast door spinselmot /stippelmot en ringelrups.
Rupsen zijn te bestrijden met Spruzit (Ecostyle), Decis Vloeibaar (Bayer), AA Dipel of AA Slakkex Plus.
Vaak komt meeldauw voor. Die is te bestrijden met Vital (Ecostyle) of Baycor Schimmelmiddel (Bayer).

De meidoorn is gevoelig voor perenvuur. Dit is een bacterie die zorgt dat de bladeren verdorren en bruinzwart kleuren.
De vaststelling dat de meidoorn de bacterie van het perenvuur kan herbergen en de verdenking dat hij deze ziekte achteraf op de fruitbomen zou kunnen overbrengen, bracht het meidoornbestand een ferme klap toe. In de fruitstreken werd hij bijna totaal uitgeroeid. Elders werd er door een horde bezetenen een heksenjacht op georganiseerd.
Ook al bloeit de Meidoorn niet samen met de meeste appel-, peren- en kersensoorten, toch werd hij met de vinger gewezen. Er werd moedwillig totaal uit het oog verloren dat wilgenroosjes, cotoneaster, vuurdoorns en zoveel andere sierplanten eveneens de bacterie overdragen en bovendien bloeien op hetzelfde tijdstip als de fruitbomen. Wilgenroosjes zijn zelfs zo snel aangetast dat we ze als signaalgever mogen beschouwen voor het uitbreken van de ziekte. Misschien wordt het ooit mogelijk dat de kwekers, veredelaars en invoerders van planten op dat gebied wat meer ethiek aan de dag leggen en de bestaande inheemse soorten wat meer eerbiedigen.
Dus al met al een niet te moeilijke boom die veel voordelen heeft. Een meidoorn heeft weinig voedsel nodig en is een echte overlever. Kan zelfs tegen verwaarlozing. Draagt vruchten – geurend – bestand tegen zeewind – bladplant – medicinaal – snijbloem – bloemschikken – snoeibaar – bijenplant – herfstkleur – vruchten eetbaar.
Leen