Ostrya carpinifolia (Europese hopbeuk, ホップビーム)
Is een boom uit de berkenfamilie (Betulaceae).
Ostrya voor de snoei, 60 cm
Oorspronkelijk komt de boom uit Zuid-Europa en is inheems in Turkije.
Daar bereikt de boom een hoogte van twintig meter of meer. In ons land wordt hij zelden hoger dan tien meter.
Maar ze komen ook voor in de rest van Europa, Azië, de Verenigde Staten en Centraal Amerika. Ze zijn bladverliezend en lijken op de bomen uit het geslacht Carpinus. Men kan deze onderscheiden aan de hand van de bladeren en de katjes.
Bekende soorten zijn:
- Europese hopbeuk (Ostrya carpinifolia), een boom die 10-20 meter hoog kan worden en bloeit in mei en juni;
- Japanse hopbeuk (Ostrya japonica) afkomstig uit Japan, China en Korea, wordt niet hoger dan 5 a 6 meter met afbladderende stam
- Amerikaanse hopbeuk (Ostrya virginiana); deze kan 15 meter hoog worden en heeft hangende takken. Is zeldzaam.
Essentieel verschil tussen haag- en hopbeuk is, dat het blad van de haagbeuk veel meer nerven heeft en aan de voet hartvormig is. Het blad van de hopbeuk is veel scherper dubbel gezaagd en aan de voet eirond van vorm. In het najaar laat Ostrya carpinifolia een prachtige goudgele tot oranje herfstkleur zien.
blad Ostrya carpinifolia blad Carpinus betulus
De zaden van de haagbeuk zijn enkel en omgeven met omgebogen, kleine schutbladen. Die van de hopbeuk zijn omgeven met grote, vleugelvormige op hop lijkende schutbladen en hangen bovendien in lange trossen.
De Nederlandse naam is afgeleid van “hop”, omdat de vruchten die na de bloei ontstaan sprekend lijken op hopbellen, en “beuk”, omdat de bladeren erg lijken op die van de beuk. Ostrya is afgeleid van het Oudgriekse woord ostrua, dat “boom met zeer hard hout” betekent.
Het is een langzaam groeiende boom met in zijn eerste jaren een kegelvormige kroon. Later verschijnen aan de zich splitsende hoofdstam bredere grillige, horizontaal afstaande zijtakken waardoor de kroon ronder wordt.
Uiteindelijk kan ruim 12 m breedte worden bereikt. De korte stam is vrijwel glad en grijs, op latere leeftijd gegroefd en in smalle kleine plaatjes loslatend. Bij oudere bomen wordt de stam steeds donkerder. Jonge twijgen zijn kaal en olijfgroen en vertonen mooie grote knoppen.
Wortelvoet van deze boom knopjes aanliggend
De Ostrya bloeit in de periode maart-april uitbundig met geelgroene, mannelijke katjes van ongeveer 4-6 cm. Na de bloei worden de decoratieve vruchten gevormd die sterk lijken op de bellen van hop en waaraan deze boom haar naam ontleend, de onopvallende vrouwelijke bloemen in kleine aartjes.
Bloeiwijze: eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op 1 boom), Mannelijke katjes ontstaan reeds in de herfst en hangen de hele winter aan de boom en zijn neerhangend. Ze overwinteren naakt, zoals de katjes van de berk, eind april verschijnen de op een hopbel gelijkende vrouwelijke bloemen.
mannelijke katjes/bloemen van de hopbeuk vruchten van de hopbeuk
Standplaats
De hopbeuk heeft ondanks een goede windbestendigheid, graag een warme en beschutte standplaats.
Snoeien
Snoei in de winter als het blad van de bomen is gevallen, snoei niet als het vriest, de boom is dan in rust.
Grondsoort
Gebruik voor een hopbeuk een voedzame niet te vochtige, goed water doorlatende kalkrijke grond, hij groeit zelfs op zeer droge bodems.
Ziektes
Net zoals elke beukensoort heeft de hopbeuk in het vroege voorjaar last van bladluis, verder heeft deze weinig last van schadelijke insecten of ander ongedierte.
na de snoei, 52 cm
Gebruikte foto,s van Henk Eikholt, Bomenbieb.nl en Leen
Leen