Rhododendron; geschiedenis en rijkdom aan soorten

Van geschiedenis tot verzorging

Alle azalea’s behoren tot het omvangrijke geslacht Rhododendron en behoren tot de familie Ericaceae, (waartoe ook de struikhei, dophei, Enkianthus, Gaultheria, Granberries en bosbessen behoren).

Azalea behoort al meer dan honderd jaar tot het geslacht Rhododendron.
Het geslacht Azalea werd opgeheven in 1891, het eerste voorstel daartoe werd al in 1845 reeds gedaan, en worden wetenschappelijk ook Rhododendron genoemd. Het Rhododendron geslacht telt meer dan 1000 soorten. De meeste van deze planten houden van een zure grond (Ph 4.5 – 5.5). Rododendrons vind je in het wild over het hele noordelijk halfrond waaronder ook in de Europese Alpen (de z.g. Alpenroos Rh. ferrugineum en de Rh. luteum die zoet geurend is) en ze verspreiden zich in het zuidelijk halfrond van de Indonesische eilanden tot het Maleisische schiereiland. Er komt ook nog een soort voor in Australië op een berg in het noorden. In Afrika en Zuid Amerika komen in het wild geen Rh. voor. De meeste Rh. soorten worden in een gebied gevonden dat zich uitstrekt van Nepal, Bhutan, Birma en in het noorden en oosten van Zuid-Oost-Tibet tot de provincies Sichuan en Yunnan in China, wel 350 tot 400 soorten. Hier stromen machtige rivieren, de Salween,Tsangpo, Mekong en de Yangtze door diepe ravijnen met een hoogte van wel 3000 meter. Hier is de regenval genoeg voor rijke bosbegroeiing met als ondergroei Rododendrons, vanaf de rivier tot een hoogte van wel 5000 meter. Er groeien schitterende grootbladige soorten waaronder de Rh. sinogrande met bladeren van wel 1 meter lang. Op grotere hoogte, rond en boven de boomgrens komen nog de struikachtige vormen voor de Rh. campylocarpum en de Rh. roxieanum, hoe dichter bij de top des te lager/compacter de groei en kleiner het blad. Er is zelf een soort Rh. forrestii met fel rode bloemen die open gaan zodra de sneeuw smelt, wat een schitterend gezicht geeft op de nog overblijvende sneeuw. In de zeventiende en achttiende eeuw werden Rh. ingevoerd vanuit Amerika naar Europa en werden ze veelgebruikt als tuinplanten. Rond 1800 waren er 12 soorten bekend waaronder Rh. ponticum. Daarna gingen kwekers/veredelaars met wilde planten aan het werk om het materiaal te verbeteren, vooral in België (in en rondom Gent zitten tot op vandaag nog veel azaleakwekers die veelal kamerazalea’s kweken) werd er veel aan gedaan om winterharde soorten te kweken, vandaar ook de naam Gentse Azalea’s of “de Harde Gentse” die winterhard zijn. In Aalsmeer en het Westland zijn ook nog diversen grote kamerazaleakwekers actief. 50 jaar later, tijdens een expeditie in 1850 werden 45 soorten verzameld die voor het eerst ook beschreven werden. Er waren rond die tijd diverse zogenaamde Plant Hunters, waaronder ene Joseph Hooker en later in begin 1900 Ernest Wilson (Hier link naar Wilson op onze site ), George Forrest, Joseph Rock en Frank Kingston die de bergen introkken en allerlei plantmateriaal verzamelden voor rijkelui die graag iets bijzonders in hun tuinen wilden en kwekers (dit gebeurd trouwens nog steeds). Veel van deze 45 soorten werden op hun tuinkwaliteit getest en goed bevonden; met deze soorten is men gaan kruisen en ontstond er een enorme variatie aan nieuwe cultivars. Vanaf die tijd werden er grote hoeveelheden aangeplant in tuinen en parken. Geen landhuis was er in die tijd zonder een perk Rododendrons. In dezelfde periode werden ook de tropische soorten ingevoerd vanwege de belangstelling voor het kweken in kassen voor de kamercultuur. Zoals hierboven omschreven vooral rondom Gent in België. De laatste jaren zijn er in Vietnam veel nieuwe soorten ontdekt die geschikt zijn voor een zacht klimaat. Er werden door die Hunters duizenden planten en zaden verzameld van velerlei soorten waaronder ook honderden Rododendrons. Japanse azalea´s kwamen ook in China, Korea en andere Aziatische landen in cultuur door toedoen van boeddhistische monniken. Diezelfde monniken verspreidden ook thee, chrysanten, pioenen en bamboe op deze manier.

Wintergroene azalea´s worden meestal Japanse azalea’s genoemd. Op zich niet vreemd, want azalea´s zijn diep met de Japanse cultuur verweven. De eerste bronnen vinden we in het gedichtenboek van Mannyoshu uit 759. Het eerste boek over azalea´s dat in Japan verscheen was Kadan Komoku (1681) met beschrijvingen van 317 variëteiten (cultivars) en 15 soorten. In 1692 verscheen de eerste Monografie, de Kinshu Makura. Die beschreef 332 verschillende azalea´s, 171 geclassificeerd als Tsustuji en 161 als Satsuki Azalea´s. In Japan onderscheidt men nog steeds deze twee groepen als basisclassificatie. De Tsustuji-azalea´s bevatten die azalea´s die bloeien vóór of gelijktijdig met de ontwikkeling van het nieuwe blad. Satsuki betekent “vijfde maand” en refereert aan een oude maankalender die in Japan rond 1870 in gebruik was. Deze vijfde maand correspondeert met onze maand juni; deze groep bloeit dus een maand later dan de Tsustuji-azalea´s. In Japan zijn de Satsuki-azalea’s het meest populair vanwege hun grote verscheidenheid in bloemvorm en bloemkleur met meerdere kleuren op een plant. Het aantal variëteiten groeide in de periode van eind 1600 al zo hard dat een kweker uit Tokyo genaamd Ito Ihei besloot een boek te gaan schrijven om de kwekers te helpen de nieuw gekweekte azaleavariëteiten te identificeren. Ito was overal bekend als een kenner van azalea´s en werd altijd genoemd bij zijn bijnaam, “Kirishima-san” of Mr. Kirishima (Kirishima was de naam van een van de populairste azalea´s in die tijd). Het 1e deel (van de 5) werd in 1692 gepubliceerd het was werelds 1e belangrijke Horticulturele boek toegewijd aan enkele planten, met overvloedige “houtblok” illustraties. Beschreven werden 337 azalea’s van welke 162 Satsuki. (tegenwoordig zijn er al meer dan 1100 Satsuki beschreven en geregistreerd in een mooie kleurrijke catalogus.) Ito´s boek maakte de cruciale indeling van Japanse azalea´s in twee groepen; de Tsutsuji en de Satsuki. De Tsutsuji met de al in het voorjaar bloeiende Azalea’s waren de eenvoudige tuinplanten, en de Satsuki hybride´s die begin juni bloeiden en in containers/schalen stonden zodat ze konden worden tentoongesteld in hun bloeiperiode. Ito beschreef al in 1690 de soort Zai, nu beter bekent onder de naam Kinsai met zijn spinachtige bloemen. Deze hybriden stammen hoofdzakelijk af van Rododendron indicum en of de Rh. tamure. Ze zijn grootbloemig en de winterhardheid is over het algemeen minder dan die van de Tatsuki azalea’s; de meesten voldoen in ons klimaat redelijk tot goed, mits ze op de juiste grond (zure grond, Ph 4.5-5.5) en een beschut plekje worden geplant.

Oorspronkelijke soorten

Drie soorten zijn vermoedelijk betrokken bij het ontstaan van de huidige kleinbloemige soorten azalea’s, ook wel de Kurume-type genoemd. De Japanse soort Rh. kiussianum Makino komt alleen voor op het eiland Kyushu, zuid-Japan. De plant is voor het eerst beschreven door Maximowicz in 1870 als R. indicum variatie anumum japonicum van planten verzameld op de berg Unzen in centraal Kyushu. In 1908 veranderde Makino de naam in Rh. indicum variatie japonicum, om hem in 1914 de status van species te geven: Rh. kiusianum. Ze groeit op een zuivere vulkanische bodem tussen de dwergdennen, vooral op de berg Nishi-Kirishima, een nog actieve vulkaan, op een hoogte van 600 – 1700 meter en groeit bolvormig, dat duidelijk breder dan hoog is. Het is een compacte struik van 60 cm tot 1 meter breed, doch zelden hoger dan 30 cm. De blaadjes zijn klein 8 tot 30 mm. Over het algemeen veel blad verliezend in het najaar maar goed winterhard. Vóór het vallen van het blad verkleuren de bladeren naar rood/bruin en geel. De bloemen zijn de kleinste van alle azalea’s, zijn trechtervormig en staan met twee of drie bloemen bij elkaar, ze zijn 1.8 – 2.5 cm lang met 5 meeldraden. De kleuren zijn lila en purper, de bloem heeft vrijwel nooit een keelvlek. De bloemkelk is bedekt met korte, roodbruine haren. De soort werd in cultuur gebracht door E.H. Wilson, die in de herfst van 1918 de zaden verzamelde op de berg Nishi-Kirishima. Hij stuurde die zaden naar het Arnold Arboretum (USA) en later naar Engeland. De soort is erg winterhard en ideaal voor de kleinere (heide)tuinen. De soort die in Nederland in de handel is bloeit paars en is een gekloonde soort. In 1930 werd van uit Japan de compacte winterharde Rh. Yakushimanum ingevoerd. Deze plant werd de meest gebruikte kruising bij kwekers over de hele wereld. Van deze soort uit ontstonden veel laagblijvende winterharde en compacte cultivars, met opvallende bloemen in veel kleuren.

Rhododendron kaempferi Planch komt bijna in heel Japan voor. Is een schaduwminnende plant en komt veelal voor op berghellingen tot een hoogte van 700 meter. Heeft een nogal opgaande groeiwijze en worden 1 tot 3 meter hoog. Het blad is vrij groot 3 tot 5 cm en de bloemen hebben een doorsnee van 5 cm en 5 meeldraden. De kleur is rood.

Rhododendron sataense Nakai wordt nog gerangschikt onder de Rh. kiusianum, omdat de taxonomische status nog niet vaststaat. Ze komt voor op de berg Takakuma op een hoogte van 600 tot 800 meter. De bloemen zijn purper, rood en karmijnrood met een rijke bloei aan het uiteinde van de takken.

Rhododendron tamure is zeldzaam in de natuur en zelden in cultuur. Ze komt voor van zuidelijk Kyushu, Yakushima tot de Tokara eilanden en groeit van zeeniveau tot op rotsige berghellingen.

Pot- of kamerazalea’s

De volgende vier soorten liggen vermoedelijk aan de basis van de pot- of kamerazalea’s;

Rhododendron indicum Sweet. Deze groeit op de zuidelijke helft van het eiland Honshu langs rivierbeddingen en de eilanden Kyushu, Shikoku en Yakushima. De naam Rh. indicum heeft niets te maken met India, maar met het feit dat de Nederlanders die plant in 1680 via Nederlands-Indië Nederland invoerden. Ze is kenmerkend met leerachtige en smalle bladeren, compacte groei, karmijnrode bloemen en een zeer late bloei. Op het eiland Yakushima groeit een rode Rh. Indicum.

De Rhododendron obtusum. Deze telt z’n 40 soorten. Het zijn groenblijvers maar niet altijd winterharde heesters. Het zijn de bekende kamerazalea’s. De belangrijkste zijn, Rh. scabrum, Rh. sataense, Rh.mucronatum, Rh. obtusum, Rh. mucronatum, Rh. kiusianum, Rh. kaempferi, Rh, indicum de Rh. simsii.

Rhododendron obtusa FamoenumDe Rhododendron scabrum. Komt in het wild voor op de Ryukyu-eilanden in de Stille Oceaan. Deze soort geeft de grootste bloemen van alle azalea’s. De bladeren zijn zeer lang en behaard. De kleur gaat van purper over karmijnrood tot rood. In Japan werd deze soort al in 1750 beschreven en werden er kruisingen mee gedaan.

Rhododendron simsii komt in het wild voor in China op berghellingen tussen de 1000 en 2600 meter hoogte. In 1578 werd deze soort al uitgebreid besproken in de Chinese literatuur. In Thailand komt Rh. simsii ook voor. Diverse kenmerken zijn; bloem oranjerood gekleurd met een doorsnee van ruim 9 cm, 10 meeldraden, groene kelk en heel vroeg bloeiend, en de plant heeft een opgaande groei. Op de berghelling van Cangshan Yunnan komen veel dwergrhododendron voor, de Rh. cephalanthumen en de Rh. fastigiatum.  De R.simsii-hybriden worden door de kwekers azalea indica-hybriden genoemd.

De Hybriden

De hierboven besproken soorten zijn de aanleiding tot drie groepen hybriden: De Hirado, Satsuki en de Indica of pot/kamerazalea’s. Bij de pot/kamerazalea’s had Rh. simsii de grootste invloed en bij de Satsuki de Rh. indicum.

Rododendron indicum is inheems in het zuiden van Japan op Honshu, Shikoku, Kyushu en Yakushima tot op een hoogte van 2000 m. Het is een dichtvertakte struik tot 1.80 m hoog. De bloemkleur varieert van roze, purper- en helderrood tot zelfs wit. De bladeren zijn groter dan die van Rhododendron tamure en verkleuren naar rood in de winter. Voor ons bonsaiisten zijn eigenlijk 2 dingen belangrijk; de winterhardheid bij de Satsuki voor de bonsai en de sportvorming in de azalea’s; er ontstaan in een plant plotseling andere kleuren.

Sportvorming

Bij vegetatief vermeerderde gewassen, en in het bijzonder bij Azalea’s, kan in een willekeurige cel plotseling een variatie optreden. Zo kan bijvoorbeeld het vermogen om de karmijnrode kleur te vormen verloren gaan. We noemen dat sportvorming. Door sportvorming kunnen ook allerlei andere kenmerken veranderen, zowel de bloemkleur, bloemvorm, groeikracht, bladvorm, groeiwijzen en de vorstgevoeligheid. Voor de kwekers zijn alleen de bloemkleurvariaties van economisch belang en dat alleen als de teelteigenschappen van de moederplant behouden blijven. Dit laatste is meestal het geval. Bij zo’n bloemkleur verandering heeft men immers gelijk een nieuwigheid, als wat teelteigenschappen betreft dezelfde eigenschappen als de moederplant behouden blijft. Een cultivar kan een hele reeks sporten ontwikkelen. Meer dan de helft van het assortiment bestaat uit sporten. Het ontwikkelen ven een sportenreeks verloopt steeds volgens hetzelfde patroon. De bloem krijgt een bleke rand en de tinten worden steeds lichter. Tenslotte is het een witte bloem. Aangezien het patroon grote analogieën vertoond zullen we karmijnrood met een witte rand in veel sportenreeksen terug zien.

 Bloemvormen van de Azalea

    plaatje 1

Normale bloem: bestaat uit een enkele bloem met vijf kelk- en kroonbladen en vijf meeldraden.

plaatje 2

Gevulde bloem: ontstaat als gevolg van een vergroeiing van meeldraden die tot kroonbladen zijn vergroeid (petaloidie).

plaatje 3

Stervormige bloem: als de dubbele kroon over een hoek van ongeveer 30 graden gedraaid is.
Dit bloemtype is bij veel cultivars als sport ontstaan maar is vrijwel geheel uit de cultuur verdwenen omdat het publiek er niet veel belangstelling voor heeft.

plaatje 4

Half gevulde bloem: ontstaat als de vergroeiing slechts voorkomt bij enkele meeldraden.

plaatje 5

Hose-in-hose: ontstaat indien de gewoonlijk groene, onopvallende kelk sterk vergroot is en de kleur van de kroon aanneemt. Deze is ook 30 graden gedraaid ten opzichte van de kroon. Er zijn ook gevulde, stervormige en halfgevulde bloemen met hose-in-hose kelk. In Europa worden deze nauwelijks gekweekt.

Indeling

Japanse azalea´s zijn geheel of half wintergroene struiken, meestal breder dan hoog. De bladeren zijn meestal klein, breed eirond, vaak bruinrood getint. De bloemen staan in trosjes bijeen en zijn trechtervormig en in vele kleuren, behalve geel (daar is men nog steeds naar op zoek). De bloeitijd is van eind april tot begin juni. Men kan ze in de hierna volgende groepen verdelen, dit is echter geen wetenschappelijke benadering, maar een indeling die het voor producent en consument overzichtelijk moet maken.

Groep 1: Rhododendron kiusianum en hybriden.
Groep 2: Kurume-azalea
Groep 3: Grootbloemige Japanse Azalea
Groep 4: Rhododendron Nakaharai
Groep 5: Satsuki-azalea
Groep 6: Overige Azalea’s

 1 Rhododendron kiusianum en hybriden

Kiusianum is een van de meest voorkomende inheemse azalea’s van Japan en wordt als soort behandeld. Dit is een prachtige witbloemige kloon. Zeer kleinbladig en kleinbloemig, laagblijvend. Verliest over het algemeen veel blad maar is goed winterhard. Vóór het vallen van het blad verkleuren de bladeren naar rood en geel. Rh. kiusianum is endemisch (zie Wikipedia) op het Japanse eiland Kyushu, vooral op de berg Nishi-Kirishima, een actieve vulkaan, op een hoogte van 600-1700 meter begrensd door (vaak vulkanische) hoge pieken en plateau´s van puimsteen, in weiden en tussen dwergdennen.
Het is een compacte struik tot 45 – 60 cm hoog. De plant is meestal bladverliezend. Er staan twee of drie bloemen bij elkaar en die zijn trechtervormig, 1.5 – 2.5 cm lang en de bloemkleur varieert van paars, rood, purperroze, roze tot wit. De bloemkelk is bedekt met korte, roodbruine haren.

Een aantal cultivars is in Nederland verkrijgbaar o.a. “Albiflorum” de witte vorm, “Komo kulshan“, bloemen roze en wit, “Hinode“, bloemen rood en de natuurlijke variëteit alpinum, lager en compacter dan de soort, bloemen paars. Enkele hybriden zijn: “Takako“, bloemen lilaroze, “Beni zakura” pastelroze, “Diamant Paars” en “Diamant Roze“.

2  Kurume Azalea

In de 19e eeuw is in Japan een groot aantal cultivars gekweekt door het kruisen van Rhododendron kiusianum met Rhododendron kaempferi. Deze staan bekend als de Kurume Azalea´s, naar de Japanse plaats Kurume op het eiland Kyushu waar veel kruisingswerk is verricht. En er vond een natuurlijke hybridisatie plaats van R.kaempferi x R. kiusianum op het eiland Kyushu op een hoogte van 700 tot 1000 meter, er ontstonden op lager gelegen groeiplaatsen dan ook diverse kruisingen van beide species.
Wilson ging in 1918 naar deze plaats van oorsprong van de Japanse azalea’s op het eiland Kyushu. Op het bedrijf van K. Akashi zocht Wilson 50 cultivars uit van elk twee exemplaren (van de 250) en ze werden naar het Arnold Arboretum gebracht op 24 april 1919. Deze werden later beroemd onder de naam “Wilson’s fifty”. Na 1920 werd vrijwel het hele assortiment van Wilson door van Nes en Zonen uit Amerika naar Nederland ingevoerd. Op deze mannier en via het filiaal van de Yokohama Nursery in Londen werd de Japanse Azalea in Europa bekend.

Van de oorspronkelijke Wilson’s fifty is Kirin de belangrijkste.

Halverwege de twintigste eeuw werden talrijke hybriden gekweekt op Glen Dale, Maryland, door het Plant Introduction Station.
Deze Azalea’s zijn kleinbladig en kleinbloemig tot 1 m hoog.

Rhododendron kaempferi is inheems op Hokkaido, Honshu, Shikoku, Kyushu en zuidelijk tot op Yakushima in open bossen en struikvegetaties en op zonnige, grazige hellingen tot 1600 meter hoogte. Het is een van de meest harde, groenblijvende, of in koudere streken bladverliezende, tot 3 m hoge, opgaande struiken. Er staan twee of drie bloemen bij elkaar, deze zijn 4.4 – 6.4 cm lang, en de bloemkleur varieert van zalmrood, rozerood, roze tot wit. Rhododendron kaempferi werd geïntroduceerd door professor Sargent die in de herfst van 1892 zaden naar het Arnold Arboretum, en twee jaar later naar Kew Gardens stuurde. De plant is vernoemd naar Engelbert Kaempfer, een Nederlandse koopman die veel Japanse planten rond 1690 heeft geïntroduceerd.

Thans zijn er meer dan 100 hybriden van deze soort in de handel, o.a:

“Asa gasumi”        purperroze, hose-in-hose.
“Hino Crimson”  compact groeiend, breder dan hoog; bloemen karmijnrood. Bladeren in de herfst en winter rood.
“Kure-no-yuki” is wijd vertakt, tot 1 m hoog; wit, hose-in-hose.
“Edna Bee”  met karmijnrode bloemen, dubbel gevuld, zeer winterhard.
“Hinomayo”  is een warrige struik, tot 1.5 m hoog; enkele bloem, roze. Dit is een van de beste en rijkst bloeiende variëteiten van alle Japanse Azalea´s.

  1. Grootbloemige Japanse Azalea

Deze groep bevat vele hybriden waarvan het ouderschap vaak onbekend is, of die zo vaak zijn doorgekruist dat ze niet meer in een duidelijke groep passen.
De meeste zijn sterk groeiend en verliezen vaak veel blad.

De Boskoopse kweker Aart Vuyk van de voormalige firma Vuyk van Nes heeft vanaf 1921 veel azalea ́s gekruist met het doel om beter winterharde, groenblijvende azalea ́s met grotere bloemen te verkrijgen. Voor die grotere bloemen werden ́Mollis ́ hybriden gebruikt.

Uit deze kruisingen is een groep ‘componisten’ ontstaan zoals:

‘Johann Sebastian Bach’ (paarsroze), ‘Joseph Haydn’ (lila), ‘Mozart’ (lichtroze), ‘Schubert’ (roze) maar ook ‘Vuyk’s Scarlet’ (dieprood, zeer grootbloemig) en ́ Vuyk ́s Rosyred’ (roze met iets donkerder gekleurd honingmerk), allen met een enkele bloem.
Van de ́componisten ́ is: ‘Beethoven’ wel de beste gebleken. De bloemkleur is mauve-lila.

Een zeer rijkbloeiende Rh. met grote, helder tot dieporanje gefranste bloemen is: ‘Ageeth’. De bloemen verkleuren niet of nauwelijks in de zon. Ook de bekende witte ‘Palestrina’ behoort tot deze groep.

  1. Rhododendron nakaharae

Deze groep planten heeft een bijna kruipende habitus en bestaat alleen in de kleuren rood, roze of oranje.

Rhododendron nakaharae is een endemische soort in noord-Taiwan en groeit in graslanden op een hoogte van 700 tot 2300 meter. Het zijn platgroeiende struiken van 10 – 50 cm hoog, zelden hoger. De bloemen staan in een of drie eindstandige clusters en zijn trechtervormig tot 2 cm lang en oranjerood of rood van kleur. Deze soort werd in 1941 geïntroduceerd door D. Hiranuma, die zaden naar de Royal Botanical Garden in Edinburgh stuurde. De plant is vernoemd naar de Japanse plantenverzamelaar G. Nakahara.

Enkele bekende cultivars zijn: ́Alexander ́ (rood), ́Deep Orange ́ (oranje), ́Pink Pancake ́ (roze) en ‘Wombat ́ (paarsrood). De opvallende habitus van deze planten kan een goede aanwinst zijn voor onze rots- en heidetuin. Ze kunnen zelfs gebruikt worden voor ́hanging baskets ́. De winterhardheid is goed. Nederlanders brachten in 1860 deze plant via Batavia en Java naar Nederland. De Hollanders waren immers de enige die eeuwen lang betrekkingen hadden met de Japanners.

In 1833 was er een herintroductie van deze soort in Engeland en kwamen er meer kleurvarianten vanuit China. Met deze Rh. indicum wordt niet de Indische of kamerazalea bedoeld, die behoort tot de soort Rh. simsii. Deze plant werd in 1821 door J. Sims beschreven als Azalea indica en komt voor in Centraal China, het oosten van Taiwan, Birma en Thailand. Vandaar dat die bij ons alleen voor de kamercultuur geschikt is.

Rhododendron tamure is zeldzaam in de natuur en zelden in cultuur. Ze komt voor van zuidelijk Kyushu, Yakushima tot de Tokara eilanden en groeit van zeeniveau tot op rotsige berghellingen. Rh. indicum is meer een bergplant en die vinden we op grotere hoogte. Op het eiland Yakushima overlappen de soorten elkaar en zijn er natuurlijke hybriden ontstaan. Omdat deze soort minder winterhard is, is zij minder van belang voor onze tuinen. Enkele goed bruikbare Satsuki hybriden zijn: “Choraku“, lilapaars gestreept, “Tousen“, zalmroze en “Vida Brown” roze en “Osakazuki “, lilaroze. De laatste is een van de laatst bloeiende binnen het assortiment.

Osakazuki

  1. Satsuki Azalea ́s

Het Japanse woord voor azalea is “Tsutsuji”. Een groep laatbloeiende hybriden van deze soort draagt de naam

“Satsuki” (enkel en meervoud). Dat betekend “vijfde maan” en verwijst naar de bloeiperiode volgens de Chinese maandkalender. Een hybride is een samengestelde soort, en gewoonlijk dragen Satsuki de Latijnse naam “Rhododendron indicum”

In Japan zijn de Satsuki Azalea ́s het meest populair vanwege hun grote verscheidenheid in bloemvorm en bloemkleur met meerdere kleuren op een plant. Deze hybriden stammen hoofdzakelijk af van Rhododendron indicum en/of Rhododendron tamure. Vooral de hybriden van Rhododendron indicum worden in Japan veel gebruikt voor hagen en de traditionele Japanse vormsnoei waaronder de bonsai.

Ze zijn van kleinbloemig tot grootbloemig en de winterhardheid is over het algemeen minder dan die van de Tatsuki azalea ́s; de meesten voldoen in ons klimaat redelijk tot goed, mits ze in de juiste grond en op een beschut plekje worden geplant.

Rhododendron indicum is inheems in het zuiden van Japan op Honshu en Shikoku, Kyushu en Yakushima tot op een hoogte van 2000 m. Het is een dicht vertakte struik tot 1.80 m hoog. De bloemkleur varieert van roze, purper- tot helderrood tot zelfs wit. De bladeren zijn groter dan die van Rhododendron tamure en verkleuren naar rood in de winter.

Deze azalea wordt voornamelijk als bonsai gehouden om de boom in bloei tentoon te stellen. Stilering is mogelijk in alle stijlen, behalve de bezemstijl en in alle formaten (passend bij de grootte van de bladeren en de bloemen). Er zijn al meer dan 1100 geregistreerde variëteiten beschreven en verzameld in Japanse boekwerken met kleurenfoto’s.

Asuka, kruising van Gekkeikan x Shunsui. Kleur: Wit met een purperen mix,
Dubbelbloemig “Koto-no-Mai”
6 Overige Azalea´sDit is een kleine groep van wilde soorten en selecties daaruit. Echte liefhebbersplanten die meer aandacht en verzorging vragen dan de andere hybriden. In 1846 werd Rh. linearifolium geïntroduceerd als soort, maar later bleek dat het hier om een tuinvorm ging, hoewel de soort Rh. al genoemd werd in de Kinsu Makura uit 1692. Het is namelijk een Japanse soort. Deze Rh. macrosepalum “Linearifolium”, ofwel de Spin azalea genoemd, is een zeer bijzonder uitziende Rhododendron. De bladeren zijn lang en smal, van 2.5 tot wel 6 cm lang en erg behaard. Voor de plant de bladeren in de herfst afstoot verkleuren deze naar geel. Uitzonderlijk zijn zeker de bloembladen die zeer diep gespleten zijn zodat de bloem op een spin lijkt. De plant verlangt bij ons een beschutte standplaats.

Eveneens een polypetale vorm is waarschijnlijk een cultivar van Rh. indicum, zij heeft vijf of meer lijnvormige, roze petalen. Rhododendron serpyllifolium, een plantje dat in geen enkele liefhebberstuin mag ontbreken!. Ook wel de Wilde Tijm-azalea genoemd, is een kleine, dichte struik tot 90/120 cm hoog. Het natuurlijk verspreidingsgebied is Honshu, Shikoku en Kyushu waar zij groeit op goed gedraineerde vulkanische grond. De bladeren zijn klein, 0.5-2 cm lang, de roze bloemen zijn tot 2 cm lang.

Rh, canadensisVan Japanse azalea’s zijn er inmiddels ook al enkele duizenden en er komen jaarlijks nog nieuwe bij. Ze zijn kleinbladig, van 1 tot hooguit  5 cm en verliezen in de herfst/winter de meeste blaadjes die in het voorjaar gevormd zijn. De blaadjes die in de zomer gevormd zijn blijven bij niet al te strenge vorst aan de plant. Hoe strenger het vriest, des te meer blaadjes afvallen. Ik heb er een staan met alleen aan de uiteinden van de takjes enkele heel kleine blaadjes. Hoe zachter het weer bij ons, hoe meer blaadjes er aan blijven. Sommige hybriden krijgen in de herfst/winter fraai brons tot mahoniebruinrood blad, dat erg mooi is als er een klein beetje sneeuw ligt!!

Mooi verkleurd herfst bladSommige soorten hebben fraaie glanzende donkergroene blaadjes, zoals ‘Haru no Sono’, een Satsuki azalea. In Japan speciaal gekruist om bloemen met variabele kleuren te krijgen. Helaas zijn er (nog) geen gele of echt oranje bloemen. Daar wordt aan gewerkt……..

De Satsuki-azalea als bonsai

Standplaats

De Satsuki heeft minimaal 3 a 4 uur zon nodig per dag. Let wel, de azalea droogt snel uit, verdampt veel door zijn grote hoeveelheid blad wanneer deze in de zon staat. In de bloeiperiode verdragen de bloemen de felle zon en regen slecht. Bescherm tegen vorst kouder dan – 5 graden bij een harde oostenlijke wind. Indien de bladeren overvloedig van de takjes vallen, wijst dit erop dat de plant te warm of te droog staat, de potkluit dompelen. Giet minstens een maal per dag tijdens het groeiseizoen en benevel (niet de bloemen). Gebruik kalkvrij water, regenwater is ideaal (soms ook nog een te hoge zuurgraad). Houdt de grond voortdurend vochtig, de wortels drogen snel uit. Een diepere pot/schaal is beter geschikt voor azalea, om uitdroging te voorkomen. Wanneer de azalea bloeit, gebruikt deze meer water.

Grondmengsel

Oorspronkelijk werd doorlatende grond als volgt samengesteld (C. Cousins); 60% kiezel en 40% organisch materiaal, of 50% kanuma, 30% potgrond en 20% kiezel. Tegenwoordig gebruikt men uitsluitend kanuma voor het oppotten, de  PH waarde van kanuma is  4,5, wat ideaal is voor azalea. Met wat sphagnum tussen de wortels houdt het veel water vast en geeft deze gemakkelijk weer af. Houdt het bodemoppervlak schoon, mossen en onkruid vormen snel een concurrerend, uitgebreid wortelstelsel en verbruiken veel mest. De azalea wortelt zeer ondiep.

Verpotten
De beste tijd is in de late winter of vroege lente (eind februari, maart), vóór het uitlopen van nieuwe knoppen en indien nodig direct na de bloei. Uiteraard in 100% kanuma. Na het verpotten de gehele bovenlaag afdekken met sphagnummos, dit voorkomt uitdroging. Verpot jonge bomen iedere 2 jaar, oudere iedere 3 en volwassen bomen om de 5 jaar. Spoel of was de gehele kluit goed uit, al de oude grond verwijderen met eetstokjes, en een krachtige waterstraal.  Doe dit zeker zo snel mogelijk bij geïmporteerde bomen die nog in zwarte grond hebben gestaan uit het land van herkomst. Verwijder naar onder groeiende dikke wortels.

Bij het opnieuw oppotten de kanuma goed tussen de wortels werken met eetstokjes. Na het verpotten planten enige tijd beschermen tegen harde wind en zon, voorkom uitdroging. Bij nachtvorst ook de planten naar binnen of beschermen.

Start bij verpotte bomen met mesten na 2 à 3 weken met een lichte dosis. Bemest om de twee weken vanaf de vroege lente tot de bloemen verschijnen. Na de bloei maandelijks tot de vroege herfst. Gebruik speciale Rhododendron meststof; vanaf eind september met kali meststof. De azalea is zeer gevoelig voor teveel aan zouten in de potkluit. De azalea neemt geen stikstof op in nitraatvorm.

Bedraden

Pas op dat je bij het bedraden de takken niet breekt; verhoutte takken breken gemakkelijk (soortafhankelijk). Na de bloeitijd bedraden. Draad in het najaar verwijderen of eerder als de draad gaat ingroeien. De azalea zet zich vrij snel.

Behandeling in de lente voor de bloei
Water geven om de dag als het nog fris is (onder de 10 graden), tegen de bloei of als het warmer wordt iedere dag. Let op de aarde, als die droog is, water geven. Gedurende deze tijd matig organische meststof geven. Ook kan matig een vloeibare meststof worden gegeven, let op de juiste verdunning. Binnen geplaatste planten moeten niet te laat naar buiten worden gebracht, omdat soms de overgang dan te groot is. Takken die het silhouet verstoren kunnen nu nog verwijderd worden. Indien nodig kan er nog bedraad worden. Na de snoei bij nachtvorst in de lente planten naar binnen of beschermen.

Behandeling vlak vóór de bloei
In deze tijd zijn de planten in volle actie. Te weinig water kan leiden tot bleke of verdroogde bloemen, te veel water tot wortelrot. In deze tijd echter moeten we meer aandacht besteden aan het water geven; 2x per dag, ‘s-morgens en in de late middag. Een maand voor de bloei (dat is als de knoppen beginnen te kleuren) stoppen met bemesting en mest op de aarde verwijderen. Ongewenste uitlopers kunnen worden verwijderd. Als de bloemen ongeveer gaan uitkomen moet er niet meer op het blad maar alleen op de aarde gegoten worden. Azalea’s houden van regenwater. Als er te veel bloemen op een tak komen kunnen deze desgewenst worden uitgedund. Bomen regelmatig draaien i.v.m. gelijkmatige bloei.

Behandeling tijdens de bloei
De boom tijdens de bloei beschermen tegen wind en regen. Houdt de boom tot ongeveer 10 uur in de zon, daarna in de schaduw. Zo geniet u langer van de bloemen. De boom kan regelmatig binnenshuis worden geplaatst voor enige tijd (niet te lang, 1 à 2 dagen) zodat ook hier van de wondere schoonheid van de bloemen kan worden genoten. Tijdens de bloei ook veel water geven.

Behandeling na de bloei

Uitgebloeide bloemen direct verwijderen; omdat het petalum van de bloem zaad gaat vormen moet dit direct na de bloei helemaal verwijderd worden, dit om de groei en knopvorming te bevorderen. Zaadvorming vraagt veel energie van de plant.

Bemesting na de bloei

Een week voor verwijdering van de laatste bloemen kan begonnen worden met een vloeibare mest. Na nog eens een week kan vaste bemesting worden toegepast. Vloeibare mest uiteraard altijd ’s avonds op een enigszins natte boom. Neem nooit risico met een te grote dosis. Nu kan begonnen worden met het snoeien, uiteraard eerst de lange uitlopers. Verpotten kan nu ook worden gedaan (indien nodig, de voorkeur gaat uit naar het voorjaar) na de verpotting twee weken niet bemesten, hierna beginnen met vloeibare mest, later gevolgd door vaste mest. (Biogold kan, maar speciale Rhododendronmest heeft de voorkeur.)

Behandeling tijdens de zomer
Gedurende de hele zomer als het warm weer is, wordt de boom twee keer per dag van water voorzien. Kan dit niet dan in één keer veel water of zet de boom in een schaduwrijkere omgeving.

Behandeling gedurende de herfst
Probeer nog zo veel mogelijk zon te geven en verminder geleidelijk de watergift. De planten moeten nu bemest worden (eind september begin oktober) met een stikstofarme mest (b.v.0-10-10). Midden in de herfst, dus half/eind oktober kan de bemesting gestaakt worden. Nieuwe scheuten kunnen nog gesnoeid worden en ongewenste verwijderd.

Behandeling gedurende de winter
Gedurende de winter is bescherming de voornaamste factor. Ook moet er op worden gelet dat de bomen vochtig genoeg zijn, dus niet laten uitdrogen. Iedere 4-5 dagen wat water is meestal voldoende, soms drogen ze bij droog weer met een oostenwind sterk uit, dan meer water geven. Het komt voor dat de bast van een azalea springt/scheurt (soort afhankelijk) bij lagere temperaturen (lager dan -5 C). Laat de plant bij koud weer (lager dan -5 C) niet in de buitenlucht, zorg voor een goede overwinteringsplaats, koude kas/schuur of iets dergelijks. In het algemeen zou verwarming, behalve onder extreme omstandigheden, moeten worden vermeden. Ook in de winter zo veel als mogelijk in de zon houden en de boom regelmatig draaien.

Hoe snoei ik een Azalea ?

Azalea reageert goed op snoei, loopt makkelijk uit op oud hout. Pas bij de (meerkleurige) Satsuki vooral op, welke takken je uit de boom knipt. Markeer tijdens de bloei takken met de bloemen die je wil behouden. Je knipt dan namelijk een bepaalde kleur bloem niet uit de boom.

Snoei spruiten, waterloten en takken die pijlsnel naar boven of beneden schieten, geheel af. Snoei secundaire scheuten lichtjes tot midden zomer. Grove/zware snoei kan in het vroege voorjaar gelijktijdig met het verpotten. Azalea’s bloeien op overjarig hout. Sterke snoei verdraagt hij goed, de azalea loopt makkelijk uit op oud hout, maar deze uitlopers bloeien het eerste jaar niet. Pas wel op dat een deel van de boom kan afsterven bij het snoeien van grove/dikke takken. Laat bij dikke takken een takstomp staan, dit voorkomt dat de erboven gelegen tak kan afsterven. Hierbij vormen zich meestal nieuwe scheuten, laat een scheut staan, deze bevorderd sneller het dichtgroeien van de grote wond. Volgend seizoen de stomp helemaal verwijderen, de scheut nog steeds laten staan. Bij extreem dikke takken kan men ook kiezen de tak te halveren door er een V insnijding in te maken aan de onderkant van de tak en het volgende jaar helemaal verwijderen. Beste snoeitijd is direct na de bloei en liefst 10 dagen voor de laatste bloemen zijn uitgebloeid. Omdat wij hier in West Europa een vrij kort groeiseizoen hebben kan de boom dan nog voldoende nieuwe groei genereren. Beschermen tegen nachtvorst. Snoeien van een Satsuki azalea houd niets anders in dan dat u de oude delen van de Satsuki azalea verwijderd. Bij nijpen en knippen worden slechts de onvolgroeide delen verwijderd!. De verschillen hierin zijn vrij gemakkelijk te ontdekken. De oude delen (takken en twijgen) zijn bruingrijzig van kleur, de jonge groei is daarentegen groenig van kleur.

Bij een Satsuki-azalea is het van belang dat u weet dat de groei in de top zwakker is dan de groei op de lager gelegen takken. Dit is een feit dat u beslist voor ogen dient te houden. Nu u dit weet, kunt u bedenken dat u dus veel minder snoei moet toepassen in de top dan elders in de Satsuki-azalea. Menig Satsuki-azalea is door te veel/hard snoeien van de top verloren gegaan. Hou hier rekening mee!

Wanneer u besluit om in het vroege voorjaar drastisch te gaan snoeien, zal de boom na de snoei zeer sterk uitlopen op het oude hout. Probeer dan de temperatuur op 23 – 25°C met een hoge luchtvochtigheid te houden, in een kas of met een plastic hoes over de boom. Verwijderd u echter te veel grote takken in één keer dan kan dit leiden tot stress bij de boom. Vaak word dit zichtbaar door het afsterven van delen van de stam waarlangs de sapstroom naar een dergelijke tak of takken gelopen heeft. Snoei bij dikke takken dus in fasen.

Zorg ervoor dat u na het snoeien alle wonden direct afdekt met een kwalitatief goede wondpasta. De eerste vormgeving van een Satsuki-azalea mag alleen plaatsvinden als de boom kerngezond is. De boom heeft vóór zware snoei absoluut een periode van uitbundige en gezonde groei nodig. Ditzelfde geldt ook voor ingrijpende vormveranderingen aan een niet goed onderhouden exemplaar. Wilt u een Satsuki-azalea, opgepot in schaal, snoeien die net een uitbundige bloei achter zich heeft, weet dan dat de boom een drastische snoei niet aankan. Door een overvloedige bloei is de boom teveel in haar kracht achteruit gegaan. Hetzelfde geldt voor pas geïmporteerde bomen. Ligt het toch in uw bedoeling de boom te restylen verpot dan de boom eerst. Zorg daarna voor een goede bemesting en verwijder alle bloemknoppen voordat u tot snoei overgaat. Trek twee jaar voor het restylen uit.

Azalea stekken

Stekken kan van april tot en met juni. Neem zachte, licht verhoutte stekken in de vroege zomer. Marcotteren kan ook in de vroege zomer, maar de marcot heeft veel tijd nodig om te wortelen. Afgeknipte (licht verhoutte) stekken in cocopeat, fijn gezeefde kanuma of een mengsel hiervan. Over de pot, waarin de stekken staan, plastic folie/zak doen. Zorg dat de folie de bovenste bladeren van alle stekken raakt. De stek krijgt dan condenswater die via de bladeren op de grond drupt. Op een warme (23-25 C) lichte plaats, wèl uit de zon, de stekken laten wortelen en de grond vochtig houden. Verwijder wel steeds dode blaadjes en check op schimmel, zo nu en dan luchten. Wanneer de stek is geworteld (bladeren zijn niet afgevallen en nieuwe bladeren worden gevormd) de folie verwijderen en de grond vochtig houden. Eventueel een onderzetter met water onder de pot plaatsen voor verdamping van vocht. Indien nodig de stekken na beworteling voorzichtig verpotten/van elkaar scheiden. Probeer de worteltjes te spreiden voor het vormen van een mooie wortelvoet.

Algemeen
Azalea’s hebben minstens 3 à 4 uur zon per dag nodig. Draai de boom om de 14 dagen om ongelijke bloei (eenzijdige groei) te voorkomen. In de winter bij -5°C beschermen tegen harde  droge oostenwind (zet maar in een schuur), na de kou en wind weer direct naar buiten. De Satsuki heeft een koude periode nodig om tot goede bloemzetting te komen, zes tot acht weken een temperatuur tussen -5 en +6°C. In de winter is een verwarmde ruimte niet geschikt.

Dit is een van de Wilson 50 zoals eerder beschreven.

Leen