Ulmus, Zelkova en Celtis, familie Ulmaceae

De Iepen, ニレ科ニレ科。

Waaronder de Zelkova en Celtis, deze drie zijn ideaal voor Bonsai.

         
Ulmus procera                                                  Chinese Elm Ulmus parvifolia                                     Ulmus hollandica
Voor ons Bonsaiisten is er niets aan de hand maar in de natuur, straten en parken hangt er wel een heel donkere wolk boven de Iepen. Niemand kan zonder emotie schrijven over deze indrukwekkende bomenfamilie, die met uitsterven bedreigd wordt. In vele landstreken bepaalde vroeger de Iep het landschap. Of het nu de Amerikaanse Iep is, met zijn grote, schermvormige kroon, de Engelse veldiep met zijn zware stam die de kroon als een waaier hoog boven de velden torst, of de gladde Iep met brede kroon en min of meer hangende takken, de Iep bepaalt het karakter van het platteland.Bladeren zijn eivormig en omgekeerd eirond. Ze zijn toegespitst en hebben een erg scheve bladvoet. De bladrand is dubbel getand.

In ons vlakke land nam de Ulmus hollandica de plaats in van de heuvels, totdat de Iepziekte een groot deel van ons Iepenbestand verwoestte.

De Iepziekte wordt veroorzaakt door een schimmel, die weer wordt overgebracht door een kever. Deze schimmel groeit in het hout van de nieuwste jaarringen, dus vlak onder de bast. En juist hierin vind de voornaamste sapstroom plaats. Als die sapkanalen geblokkeerd worden, sterft de tak en spoedig daarop de hele boom. Zelfs 200 jaar oude bomen kunnen in een seizoen afsterven. Omdat de ziekte het jongste hout aantast kan er weinig aan gedaan worden om de boom te beschermen. De enige manier zou zijn, de kevers met vergif te bestrijden en de sapstroom injecteren met een fungicide/schimmeldodend middel. Dit is geprobeerd maar dit is een te kostbare operatie, die jaarlijks herhaald moet worden en niet afdoende bleek te zijn. Voor grote Iepenbeplantingen, van onze voormalige weg- en dijkbeplantingen was dit onmogelijk. We kunnen slechts hopen dat ooit de weg- en dijkbermen weer beplant worden met resistente rassen, waarvan er na vele jaren van onderzoek al enkele bestaan.

Er zijn ongeveer 45 Iepensoorten. De internationale rassenlijst geeft meer dan 200 verschillende klonen aan. Vijf soorten zijn voor de Bonsai in elk geval van belang en dan nog een aantal cultivars.

Welke Iep men als karakteristiek wil beschouwen, is afhankelijk van de streek waar men opgegroeid is. In het hart van de Iepenstreek, Zuidoost- Engeland, is het belangrijkst de Veldiep (Ulmus procera). Deze handhaaft zich, doordat hij uitsluitend ongeslachtelijk vermeerdert wordt. Bij ons is de Ulmus procera bijna verdwenen door de Iepziekte maar als Bonsai loopt de Iep nauwelijks gevaar de ziekte op te lopen. Vandaar dat hij veelvuldig gekweekt wordt door de bonsailiefhebber. In de natuur heeft de deze Iep een hoge afgeronde habitus en dat is makkelijk te realiseren in de Bonsai. En wie in het begin van de zomer nog bladsnoei toepast zal er snel in slagen het blad aangepast te krijgen tot de verhouding van de boom. Bladsnoei is niet noodzakelijk, de Iep maakt vrij snel uit zichzelf kleine blaadjes als hij in een schaal geplant wordt. Alle veldiepen hebben korte, horizontale of een beetje hangende takken aan het onderste deel van de stam, daarboven vaak een bescheiden taille, ongeveer halverwege, en in het bovenste deel van de boom een bijna symmetrische, halfgeopende waaier van lange takken. De boom heeft veel donkergroen, smalbladig loof.

       

De bladeren blijven vrij lang groen, soms zelfs tot in november. Deze verkleuren dan naar goudkleurig-geel wat dan mooi samengaat met de grijsbruine, wat gegroefde schors van de stam en zó fraai uitkomt in de najaarszon, dat het onmogelijk te beschrijven is hoe mooi dit is. Een wrede ironie wil, dat deze verkleuring vaak te vroeg komt en de dood van de boom aankondigt (de Iepziekte).

Ulmus procera een ideale boom om Bonsai van te maken.

Geschikt voor veel stijlen.

Heeft veel licht en zon nodig.

Jonge bomen beschermen tegen felle oostenwind en vorst.

Heeft vrij veel water nodig in de zomer (heeft veel loof)

Gebruikt vrij veel voeding.

Jaarlijks in het voorjaar verpotten, bomen ouder dan 10 jaar, indien nodig, gebruik het goed doorlatende basis grondmengsel.

Snoei jonge scheuten na uitlopen van 6 tot 7 blaadjes terug naar 1 of 2 blaadjes of naar behoefte passend in de vorm van de boom. Vermeerderen door wortelopslag is het snelst en men vind al gauw een wat dikker exemplaar.

Het kernhout is bleek tot donkerbruin tot roodachtig bruin en aan de lucht blootgesteld donkerder wordend.

Ulmus hout

Iepenhout werd vroeger altijd gebruikt voor doodskisten. Er bestaat een spits oud Engels rijmpje dat verband legt tussen deze iepenhouten kisten en de beruchte eigenschap van de Iep, dat zonder enige waarschuwing op een stille zomerse dag een zware tak kan afbreken.

In een boek over bomen komt deze waarschuwing nogal eens voor en raadt men aan om geen Iepen te planten waar er mensen onder zouden kunnen zitten of lopen. Maar waar zouden we ze dan moeten zetten.?

De Iep vindt men bij ons voornamelijk vrijstaand in parken en straten, soms ook nog wel in hoge hagen. Voor zo ver bekend staat in Saling (Engeland) de grootste gladde iep (Ulmus carpinofolia) ter wereld.

Hij is jammer genoeg niet meer zo geweldig mooi als vroeger ( 36 m hoog in 1841), maar hij is nog steeds 7½ meter in omtrek en dat in heel veel voor een Iep. Ondanks zijn ouderdom en mindere groeiomstandigheden is deze gigantische Iep toch nog 1½ meter in omvang toegenomen na 1840. Waarschijnlijk geplant tussen 1600 en 1650.

Oppervlakkig beschouwt lijken de gladde Iep en de ruwe of Bergiep (Ulmus glabra) sterk op elkaar. Beide vertakken ze laag aan de stam en verbreden zich, net als de Amerikaanse Iep, geweldig waarbij de twijgen aan het uiteinde van de kroon sterk vertakt (ideaal dus voor de bonsai) en als een waterval omlaag hangen. Ze zijn s, winters op zijn mooist als hun vertakkingen tegen de helder blauwe lucht afsteken.

Als u een heel blad kunt bemachtigen, kunt u het antwoord krijgen op de vraag tot welke soort de boom behoort, het blad van de gladde iep is glad en glimmend; daar tegenover, het blad van de ruwe iep is zo ruw als een rasp. De veldiep voelt meer schuurpapierachtig aan. U kunt ook de Iep makkelijk herkennen door de scheve bladvoet bij de bladaanzet.

Ulmus glabra

Van de bloemen van de iep denkt men vaak, dat ze van de grond af niet zichtbaar zijn en dus niet waard om op te letten. De Iep draagt vroeg in het voorjaar veel bundels van kleine roodachtige bloemen, die tevoorschijn komen uit een knop, zodat als de zon hem beschijnt de kale boom in een rode waas gehuld lijkt te zijn. Nog voor het blad verschijnt, ontstaan de gevleugelde zaadjes.

          
Ulmus bloeiwijze 1 en 2, en gevleugelde zaadjes

Kleine schildjes met een vorm als een gebakken ei, die de boom groen doet kleuren: ze kleuren bruin als ze rijp zijn en dwarrelen op grond als het blad verschijnt. Het straatbeeld kan helemaal bruin verkleuren door de vallende zaadjes (voor zover er nog straten zijn met Iepen). Ze kiemen onder gunstige omstandigheden vrijwel direct. Tussen de bloem en het kiemen tot een nieuwe plant ligt maar een week of acht.

Vaak kan men in het najaar aan knoppen al zien, welke volgend jaar blad en welke bloemen zullen produceren. De bloemknoppen, die een eindje van de top van de twijgen zitten, zijn tweemaal zo groot als de bladknoppen. Als men de bloemknop opent, blijkt dat de bloem al aangelegd is voor het volgende voorjaar.

       

Deze vormt al vrij jong een mooie bast, dit exemplaar is 43 jaar en altijd in schaal opgekweekt. Gekweekt van wortelopslag. Rechts een detail uit de boom links.

       
Ulmus hollandica met wond Wond uit de boom hiernaast

Onze Hollandse iep is een kloon van de vele kruisingen tussen de gladde en de ruwe Iep, namelijk Ulmus x hollandica “Belgica”.

Bij ons komt deze voor in de buurt van de zeekust, daar waar de genoemde voor de Iep schadelijke kever door de zeewind onmogelijk kan leven. In Italië werden vroeger de Iepen gebruikt als steun voor de wilde wijnrank, welke rol ze sinds de dagen van Vergilius vervuld hebben.

Enkele geselecteerde klonen zijn minder vatbaar voor de Iepziekte gebleken. Twee nakomelingen van Ulmus hollandica, namelijk “Christine Buisman” en “Bea Schwarz”, werden aanvankelijk geacht redding te kunnen brengen, maar beide zijn toch niet helemaal bestand gebleken tegen de Iepziekte.

Een fraaie Iep is Ulmus “Sarniënsis”. Deze hybride met zijn smalle kroon van lange, opgaande twijgen is geschikt voor brede straten en tuinen.

De echte treurvormen van Iepen die men af en toe op de grote gazons aantreft, zijn cultivars van de ruwe of de gladde Iep, de lagere en rondere Prieeliep,”Camperdownii”, en de grotere en hoekiger Treuriep “Pendula”.

En dan kennen we nog de Ulmus laevis (Fladderiep of Steeliep) met zijn extreem schuine bladaanzet.

Ulmus laevis blad (fladder iep)

De in Amerika groeiende iepen zijn weinig aangeplant in Europa. Ulmus rubra met zijn ruwe, aan de onderzijde fluwelige bladeren en Ulmus tomasii van de grote meren, met zijn korte takken ziet men bij ons zelden, evenals de in Amerika wijdverspreide Amerikaanse iep, Ulmus Americana.

Ulmus in het voorjaar
Iep in het voorjaar

De meest onvolprezen Iep.

Ulmus parvifolia

Ideaal voor Bonsai

Er zijn ook Iepen in Oost- Azië. De Chinese Ulmus parvifolia, deze soort is inheems in China, Japan, Korea en Taiwan. Hoewel ogenschijnlijk helemaal niet op een iep gelijkend. Maar waarschijnlijk wel de meest gebruikte Iepensoort voor Bonsai. U kent ze wel, deze Chinese import waar hele mooie boompjes van gemaakt kunnen worden.

Ulmus parvifolia (chinese import)

Vaak met wat te veel beweging in de stam maar met enig zoeken zijn er hele mooie exemplaren te vinden en om te vormen tot een mooi boompje.

       
Ulmus parvifolia (Chinese iep) Geweldige dubbelstam

Een geweldige dubbelstam van de Ulmus parvifolia.Voor in de tuin ook zeer geschikt, omdat hij vrij klein blijft. Alles is betrekkelijk klein, vooral zijn donkergroene glimmende blaadjes.

Ulmus parvifolia blad met herfstkleur
Verkleuring in de herfst van groen tot bruinrood.

In koude streken vervangt de soortgelijke en snel groeiende, maar niet minder aantrekkelijke Siberische Iep, Ulmus pimula hem. Geen van beide leidt aan Iepziekte, maar ze lijken ook geen van beide op Iepen.

In delen van China waar het warmer is, blijft de Ulmus parvifolia het hele jaar groen. Daarom een van de weinige soorten om als Bonsai binnenshuis te houden, mits men denkt aan goede vrij hoge luchtvochtigheid, te verkrijgen door er een schotel met water onder te zetten en regelmatig het boompje te broezen.

Ulmus parvifolia:

Geschikt voor bijna alle stijlen.

Veel licht en zon.

Vrij veel water, in de winter spaarzaam maar laat hem nooit uitdrogen.

Goed voeden.

Jaarlijks verpotten, bomen ouder dan 10 jaar naar behoefte.

Snoei de jonge scheuten na het uitlopen van 6 tot 8 bladparen terug tot 1 a 2 bladparen.

Zeer geschikt voor ‘wortel over rots’ begroeiing, door zijn lange vlezige wortels is hij dan wel meer gevoelig voor vorst.

Ulmus parvifolia, wortels over rots

Zelkova:

De botanische naam Zelkova is afkomstig van de Kaukasische naam voor Zelkova carpinifolia, zoals in de Georgische naam ძელქვა (dzelkva).

Zelkova carpinofolia (Kaukasis)
Een zeldzaam mooi exemplaar van de Zelkova carpinofolia (Kaukasis)

Japanse Zelkova (Zelkova serrata) is een Aziatische boom uit de Iepenfamilie. Zeer winterhard. Het geslacht bestaat uit zes soorten die het beste gedijt in laaggelegen delen met vochtige vruchtbare grond.

Zelkova serrata
Zelkova

Het verspreidingsgebied is Japan, China enKorea. In Japan komt deze boom voor op de eilanden Kyushu en Honshu en groeit deze boom tot 1220 meter boven het zeeniveau. Veel oude Japanse tempels zijn van Iepenhout gemaakt. De schors is glad en lichtgrijs-bruin van kleur welke bij oudere bomen afschilfert/bladdert waardoor grijs-beige plekken zichtbaar worden.

     

De bladeren zijn eirond en 12 cm lang en 5 cm breed met aan beide zijden zes tot dertien scherpe tanden.

       
Zelkova vertakkingen                              Zelkova blad

De Zelkova maakt een zeer fijne vertakking met zeer dunne twijgjes, zo dun dat je jezelf zou afvragen of ze de winter wel overleven.hier twee plaatjes

In het voorjaar draagt de boom groene mannelijke en vrouwelijke bloemen. Ze worden door de wind bestoven. De vrucht is 5 mm groot. De boom kan tot 40 meter hoog worden en is bladverliezend.

De Zelkova sicula is meer een grote struik en de Zelkova carpinifolia kan 35 meter hoog worden

Het blad is afwisselend geplaatst, kort gesteeld en gezaagd. De bladvoet is in tegenstelling tot de iepen symmetrisch van vorm. De bomen zijn eenhuizig (De bloemen op de plant kunnen eenslachtig/eenhuizig zijn dus of mannelijk of vrouwelijk, maar komen allebei op dezelfde plant voor, zoals bij de els, hazelaar en de okkernoot en bloeien in de bladoksels). De vrouwelijke bloemen zitten bovenaan de eenjarige scheuten en de mannelijke aan de onderzijde. De vruchten zijn ongevleugelde, kort gesteelde, asymmetrische steenvruchten.

Het hout is ringporig (ringporig hout wordt in het begin van het groeiseizoen (voorjaar) gevormd met een ring met veel grote vaten, terwijl later in het seizoen (zomer/najaar) in het gevormde hout minder en kleinere vaten verspreid voorkomen). Het hout wordt voor dezelfde doeleinden gebruikt als Iepenhout.

Zelkova serrata behandelen als de Ulmus maar met wat meer humus in de grond.

Celtis, Netelboom of Zwepenboom

Het woord Celtis komt uit het Grieks, voor een boom met zoete vruchten, afgeleid van het Griekse woord Celthis, een soort lotus met zoete vruchten. Celtis australis. Australis betekent niet dat de boom in Australië inheems is, maar zuidelijk. Occidentalis betekent westers. Waarschijnlijk heeft hij de naam Netelboom gekregen omdat de bladeren op die van dovenetel ofwel brandnetel lijken.

De naam Zwepenboom heeft te maken met het feit dat er vroeger van de takken zwepen gemaakt werden.

De Dakota-Indianen noemen deze boom Yammumnugapi en dat betekent verkruimelen, omdat vogels het pitten met hun snavels fijn hakken.

De Celtis cinensis is een boom met een onregelmatig groeiende kroonvorm. Hij is inheems in midden en het oostelijk deel van Amerika. De Celtis familie omvat ca. 75 geslachten. Sommige oude exemplaren zijn 20 tot 30 m hoog. Er zijn vaak meerstammige bomen te vinden met sterk afhangende twijgen. De oudere stam is grillig en heeft veel inkepingen. Het blad is langwerpig rond, toegespitst en glanzend groen.

       

Het voelt ruw aan. In het najaar verkleuren de bladeren prachtig naar goudgeel. De bladranden zijn scherp gezaagd. De bloei stelt niet veel voor.

     

De kleine steenvruchten worden van groen naar purperzwart. Ze kunnen tijdens de winter aan de boom blijven hangen. De schors is grijsbruin met onregelmatige kurklijsten. Het bleekgele, elastische hout van de netelboom is waardevol en wordt gebruikt voor de vervaardiging van kisten, pallets, boerengereedschap, sportgereedschappen, muziekinstrumenten, draaiwerk en fineer. Hij speelt ook een rol bij de houtskoolbereiding. De bast levert een gele verfstof. En als je de pitten fijnmaalt zijn ze geschikt om in gebak verwerkt te worden. Het hout van de netelboom wordt in Amerika verhandeld als ‘beaverwood’. De netelboom is door zijn brede schermvormige kroon de schaduwboom bij uitstek. Hij valt op door zijn sierlijk overhangende takken en bij ons in Nederland en België is hij wel als parkboom aangeplant. Hij is redelijk winterhard. Het is een boom die we in submediterrane en mediterrane bossen vinden, want hij is warmteminnend. Groeit op droge en rotsige hellingen. Hij kan tot 600 jaar oud worden.

Heel goed als Bonsai; maakt snel kleine blaadjes en een zeer fijne vertakking.

Celtis cinensis

Celtis cinensis behandelen als de Ulmus maar is iets meer vorstgevoelig.

In de volle zon zetten gedurende de zomer en steeds vochtig houden.

Het hele seizoen door goed voeden.

Jaarlijks verpotten met een basis grondmengsel.

Watergift iets minder dan de Ulmus.

Tot slot nog even dit:

De Iepen vormen een homogene groep, zelfs in meerdere mate dan de Eiken. Er bestaan geen groenblijvende iepen behalve dan de Chinese parvifolia die in sommige warmere delen van China wel groen blijft met zijn sterk afwijkende kleine blaadjes. De schitterende “Zelkova” is duidelijk een iepachtige plant. En de Celtis heeft ook duidelijke familietrekken.

Weinig bomen worden zo goed beoordeeld als de Zelkova. Hij heeft bloemen noch vruchten van betekenis, zijn bladeren lijken op die van de iep (alleen enkelvoudig gezaagd, terwijl iepeblad meestal dubbelgezaagd is). Zijn faam dankt hij uitsluitend aan zijn voorkomen.Het is een dankbare, goed geproportioneerde boom met een korte stam, en een sterk vertakte koepelvormige kroon. Beide soorten Zelkova beantwoorden aan deze beschrijving. De langere bladtoppen, de scherpere tanden, de talrijke nerven en het enigszins lederachtige bladoppervlak samen met het feit dat ze meer omlaag hangen, stellen ons in staat het blad van de Japanse Zelkova (Zelkova serrata) te onderscheiden van de meer bekende kaukasische soort( Zelkova carpinifolia). Vaak ontspringen de eerste takken al 1½ meter boven de grond.

Celtis verschilt van Ulmus door zijn bessen en het handnervig blad. De Celtis is klein van afmeting. Hij wordt zelden hoger dan 15 meter, krijgt een struikachtige brede top, groen als een iep, zodat hij geschikt is voor straten en kleine tuinen. Een voordeel van de Celtis is, dat hij diep wortelt. Als de diepere wortels hun dieptegrens bereikt hebben, zijn ze ongevoelig voor droogte.

Het markantste van de Celtis occidentalis, die stamt uit het oosten van Noord-Amerika maar het bijna overal doet, is zijn zeer originele schors. Kurkvorming komt in de hele familie voor (verscheidene iepen hebben een kurkachtige schors op hun twijgen), maar de Celtis heeft een eigen variant. Op wat oudere leeftijd heeft de boom dikke kurklijsten over een groot deel van de stam, die grillig verlopen. Als boom voor parken is de Celtis weinig geliefd, doordat zich in de kroon nogal eens heksenbezems (vergroeiingen) vormen, waar de opeengehoopte takken gemakkelijk af breken en daardoor rommel veroorzaken. Toch zou dit niemand ervan moeten weerhouden deze goede en ongebruikelijke boom in zijn tuin aan te planten.

Soms wordt de Celtis laevigata, uit het Mississippi gebied, met voornamelijk ongetande bladeren, de Celtis cinensis, met glanzende heldergroene bladeren, of de Zuid-Europese Celtis australis aangeplant.

Eucommia is een Chinees geslacht, dat twijfel oproept over de verwantschap met de Iepen of Moerbeifamilie. De Eucommia ziet er uit als een kleine iep, maar heeft rubber in zijn aderen. Als men een blad in tweeën scheurt houden de dunnen witte draden de twee helften bijeen. Hij is de enige winterharde boom die rubber bevat.

De Celtis is een bladverliezende boom. Zeer mooie takken/twijgen structuur en zijn habitus is sterk verwant aan de Zelkova.

Algemeen ziekten en plagen bij de Ulmus.

Controleer de Ulmusbonsai regelmatig op spint en luis, zie je het blad verkleuren of dof worden dan is het kwaad al geschiedt (gele en groene blaadjes die afvallen wanneer je met de tak schud en plakkerige blaadjes) Spuit wanneer nodig met een spiritus-zeepsop oplossing (maximaal ¼ spiritus en een scheutje zeepsop) tweemaal met een tussenpoos van zes dagen. Spuit vooral ook de onderkant van het blad. Makkelijker en beter werkt een systemisch middel, bijvoorbeeld Admire van Bayer, dit middel dringt in de plant en beschermt deze van binnen uit. Het kan ook aan het gietwater toegevoegd worden.

       

Leen.