Botanisch naam Pyracantha, familie van Rosaceae

Heel geschikt voor een sierlijke Bonsai.
Plantkenmerken
Vuurdoorn (Pyracantha) is een geslacht van groenblijvende struiken uit de rozenfamilie (Rosaceae). Het geslacht komt van nature voor van Zuidoost-Europa tot zuidoost Azië. Het geslacht is nauw verwant aan cotoneaster. Vuurdoorns onderscheiden zich door hun grote scherpe stekels, net als de meidoorn (Crateagus) en sleedoorn (Prunus spinosa), ook familie van de roosachtige, wat bij het vormen tot bonsai wel een groot nadeel is, terwijl cotoneaster geen doorns draagt. Vuurdoorn Pyracantha coccinea en de vele cultuurvariëteiten hiervan, zijn het resultaat van een kruising van P. coccinea x P. rogersiana ‘Kasan’. De nakomelingen hiervan zijn beslist immuun tegen schurft. Alle cultuurvariëteiten hiervan zijn goed bestand tegen strenge winters. Vuurdoorns kunnen 4-6 meter hoog worden. Er zijn 7 soorten in de kleuren, rood, oranje en geel, de bloemen zijn allemaal wit. In mei – juni bloeit de vuurdoorn met een overdaad aan crème-witte bloemen. Na de vruchtzetting veranderen de bloemen in een zee van vruchten en rijpen in de late herfst en kunnen blijven hangen tot diep in de winter tot het gaat vriezen waarna de bessen gaan verschrompelen en het vruchtvlees verslijmt. De zaden komen dan vrij, maar kiemen niet, ze kiemen pas na een periode van kou. Het is een bes die graag door vogels (lijster, merel, spreeuw) worden gegeten. Vuurdoorns zijn belangrijke sierplanten, vanwege hun fraaie en geurende bloemen en bessen, tenminste als je kijkt hoe vaak je ze ziet in straten aan de gevels van huizen. Ze worden vaak tegen een muur geplant en bieden vogels die willen nestelen een uitstekende bescherming. Ook bieden hun doornige structuren bescherming tegen inbraak en vandalisme en dit maakt ze bijzonder geschikt als heg/haag. Na een aantal malen snoeien zijn ze ondoordringbaar. Tegenwoordig worden ze veel gekweekt als sierplant op een rekje vanwege hun mooie voorjaarsbloei met geurende bloemen en in het najaar met de vele mooie rode of gele bessen.






De meest originele soort heeft oranje bessen zoals op de foto.

Pyracantha coccinea Orange Glow is de meest gebruikte variëteit
Ziekten en plagen
Vroeger was de vuurdoorn een waardplant voor schurft en bacterievuur (Nectria).
En waren daardoor in bepaalde periodes even gehaat als meidoorns en werden soms massaal verbrand omdat gedacht werd dat ze via die ziektes ook appel- en perenbomen konden aantasten. Meidoorns bleken in de afgelopen jaren na gedegen wetenschappelijk onderzoek onschuldig als veroorzaker van onder andere bacterievuur bij appel- en perenbomen. Bacterievuur werd vroeger dan ook ‘perevuur’ genoemd. Maar deze ouderwetse vuurdoorns zijn nog steeds wel degelijk de waardplant voor bacterievuur en voor schurft (een schimmelziekte bij planten, Spilocaea pyracanthae). De soortnaam van de ziekte is zelfs afgeleid van de geslachtsnaam van vuurdoorn. Er zijn perioden geweest dat vuurdoorn maar niet meer werd aangeplant, vanwege de gevoeligheid voor schurft. Maar gelukkig komt de ziekte noch zelden voor. De kenmerken van de ziekte zijn: bruinzwart verkleuren, verdorren en verschrompelen van bloesems, bladeren en twijgen. Dikwijls luidde dit het voortijdige einde van de vuurdoorn in. Vooral appelsoorten (Malus) kunnen door dezelfde schimmelsporen worden aangetast.
Gelukkig is men er inmiddels goed in geslaagd de nieuwe cultivars/kruisingen immuun te maken voor deze ziekten.
Snoeien
Wanneer een vuurdoorn (Pyracantha) vrijuit kan groeien is snoei nauwelijks nodig, tenzij de vorm gecorrigeerd moet worden om een mooier evenwicht in de struik te krijgen. Hij bloeit op takken die minimaal 2 jaar oud zijn, en kan zich goed verjongen.
De snoei kan het beste plaatsvinden na de bloei, eind juli of begin augustus. De uitgebloeide bloemen kunnen daarbij blijven zitten, zodat zich besjes kunnen vormen. Oude gesteltakken, die weinig vrucht gaven in het voorgaande jaar, worden zo mogelijk vervangen door jonge scheuten. Als de boom te dicht dreigt te worden moet worden gedund, zodat licht, lucht en zon goed kunnen doordringen op alle scheuten. Vuurdoorn bloeit op hout dat ten minste twee jaar oud is.
Soorten en oorsprong
- Pyracantha atlantoides China
- Ryracantha crenatoserrata China
- Pyracantha rogersiana China
- Pyracantha angustifolia China
- Pyracantha crenulata Himalaya
- Pyracantha koidzumii Taiwan
- Pyracantha coccinea Italië
Bonsai
Vorming;
Wordt de plant gebruikt als bonsai, dan wordt de hoofdscheut omhoog geleid. De zijscheuten in de gewenste groeirichting bedraden en vormen en direct met 1/4 inkorten om vertakking te stimuleren. Alle scheuten die niet in de gewenste groeirichting groeien worden helemaal weggeknipt. De daarop volgende jaren wordt dit herhaald, jonge scheuten die in de verkeerde richting groeien verwijderen, de zijtakken op de horizontaal geleide gesteltakken telkens halveren. Vuurdoorn kan door sterk snoeien worden verjongd. Op de juiste wijze snoeien bevordert de vorming van bloei- en vruchtsporen. Verjong de bonsai tijdig. Alleen door snoeien kun je er jaren plezier van beleven.
Grondsoort;
een voedzame, humusrijke goed doorlatende grond is nodig voor een goede groei en mooi donker glimmend blad.
Stijlen;
alle stijlen zijn mogelijk, de dwergvorm “Teton” is ideaal voor shohin.
Verpotten;
om de 2 jaar in het vroege voorjaar bij jonge planten, oudere om de 4 tot 5 jaar.
Watergift;
vochtig houden, zeker tijdens de bloei en vruchtzetting.
Vermeerderen;
door zaad, stekken en marcotteren (wortelt makkelijk).
Vorstbestendigheid;
De vuurdoorn als bonsai moet tegen strenge vorst beschermd worden.
Hier nog enkele variëteiten;
- Red Cushion (bes rood, spreidende groeiwijze)
- Golden Charmer (geel)
- Soleil d’or (geel)
- Lalandei (oranjerood)
- Mohave (rood)
- Navajo (oranjerood)
- Red Column (rood)
- Orange Charmer (oranjerood)
- Teton (oranjegeel)
- Orange glow (oranje)
Leen