Alnus glutinosa (zwarte Els)

Deze soort is inheems in ons land en groeit ‘overal en nergens’. Hij kan uitgroeien tot een forse boom van 20 tot maximaal 30 meter hoog, hoewel dat laatste maar zelden gehaald zal worden. De boom is prima winterhard en groeit erg snel.

De soort kent niet veel serieuze ziektes en plagen. Maar omdat het een inheemse soort is, zijn er wel inheemse insecten die ingesteld zijn op het eten van deze boom. Voor deze boom zijn dat vooral de Elsenhaantjes, een klein blauwzwart kevertje wat de bladeren eet. Het kevertje is eenvoudig te zien en desgewenst met de hand weg te vangen.

Vermeerderen kan uit stekken, zaad, maar de boom is ook overal als opslag te vinden.
Het exemplaar hierboven is spontaan in mijn tuin opgeschoten uit zaad.
 
Als bonsai heeft de boom wel een serieus probleem, en dat is dat de bladeren zich maar zeer beperkt laten verkleinen. De bladeren zijn zo’n 5-10 cm lang, omgekeerd eivormig en hebben ook nog een bladsteel van een paar cm. Dus in de zomer ziet de soort – tenzij misschien heel grote exemplaren – er niet zo aantrekkelijk uit.
 
Daar staat tegenover dat hij niks kost, erg hard groeit, makkelijk verdikt en je er leuk de ‘hakhoutbomen’ mee kunt imiteren die op veel plaatsen in ons land staan. Je komt dan uit bij een soort klompstijl (kabudachi).
 
Maar eigenlijk vind ik het een typisch Nederlandse stijl. Om John Naka te citeren “make your bonsai look like a tree, don’t make your tree look like a bonsai”.
 
Als wintersilhouet vind ik de boom erg aardig. De bast is mooi, en de knoppen ook. Er kan wel een redelijke vertakking bereikt worden.
 
Ik heb de bladeren geprobeerd te verkleinen door bladsnoei, maar dit haalt weinig uit. Als de boom even te droog staat, verdorren de bladeren. Maar daarna loopt de boom moeiteloos weer uit. Ik heb deze boom in pure potgrond staan. Het is feitelijk een moerasplant. Ik heb deze uitgegraven als spontaan opgeschoten zaailing in mijn vijver… Teveel water geven kan volgens mij daarom niet. Te weinig water zie je direct doordat de bladeren eerst slap gaan hangen, en daarna verdorren.

 

Michel Kuipers